Familiale conflicten, armoede, gebrek aan een job tot uithuiszetting: de aanleiding tot dak- of thuisloosheid bij jongeren varieert. Wat de reden ook mag zijn, dak- en thuisloosheid maakt de toekomst van een jongvolwassene onzeker. In dit deel gaan we dieper in op hun achtergrond, familiale situatie en hun toekomstvisie. “In het verleden heeft kijken naar de toekomst me nooit veel opgebracht.”
“Mensen die nooit op straat hebben geleefd, zullen nooit weten hoe hard, pijnlijk en eenzaam het is,” zegt Tessa (25). Ze is 25 en zo ziet ze er ook uit. Er hangt geen geur rond haar, in haar kleren is geen gaatje te bespeuren en ze sleurt al helemaal geen plastic tassen mee met haar hele hebben en houden in. Ik ontmoet Tessa bij Betonne Jeugd, een Antwerpse jeugdwerking die zich richt op maatschappelijk kwetsbare jongeren. We hebben de hele dag samen doorgebracht, pratend over haar hond en haar liefde voor de muziek van Lil Peep. Ze kent zijn teksten bijna volledig uit het hoofd en laat me haar favoriete nummer horen. Maar na een paar uur komt er een ander verhaal naar boven. Terwijl ze vertelt trekt ze de kap van haar oversized trui diep over haar hoofd en het lijkt erop dat ze zich het liefst van al wil verstoppen. Eerder op de dag kwam ze zelfzeker en vrolijk over, maar naarmate ons gesprek vordert verandert haar toon. Ze staart naar de grond en in haar stem klinkt frustratie: “Pak mensen eens alles af en zet hen een week op straat. En laat ze dàn maar eens oordelen over ons.”
Andere overlevingsstrategieën
Het gros van de samenleving staat ver af van thuis- of dakloze jongvolwassen. Ze behoren tot een veelal onzichtbare subgroep die in de publieke opinie vaak gereduceerd wordt tot het beeld van de grijze, alcoholverslaafde zwerver. “Mensen vinden een dakloze vies, vuil en vettig, maar ze hebben geen idee van wat er in zijn hoofd omgaat,” zegt Tessa. “Noch over hoe mensen op straat belanden. Ga eens vijf minuten met hem praten en vraag hem naar zijn verhaal.”
Dit stereotiepe beeld is gestoeld op de zichtbare kant van dak- en thuisloosheid: de daklozen op straat. Daartegenover is dak- en thuisloosheid bij jongeren veel meer verborgen, wat hun situatie niet minder prangend maakt. Uit een Brits onderzoek van Clarke uit 2016, bleek dat 1/3 van de bevraagde jongeren ooit al eens op de bank van vrienden of familie sliep en dat ¼ van de jongeren ooit buiten of in een onveilige situatie had moeten slapen. Deze cijfers liggen over het algemeen veel hoger dan de resultaten van voorgaand onderzoek. Cijfers van sofaslapers zijn nauwelijks aanwezig in ander onderzoek. De cijfers zijn niet volledig toepasbaar op de Belgische situatie, maar toch is dit een indicatie dat jongeren er andere overlevingsstrategieën op nahouden en dat ze minder aanwezig zijn in de zichtbare opvangmogelijkeden zoals de nachtopvang. Hun onzichtbaarheid doet echter geen afbreuk aan hun bestaan.
Vicieuze cirkel
De periode waarin iemand dak- en thuisloos is, valt niet precies af te bakenen. Een ervaring met dak- of thuisloosheid verhoogt de kans op een tweede, derde of zelfs vijfde keer. Kristof Daems van Betonne Jeugd heeft het over een vicieuze cirkel: “Je wordt dak- of thuisloos, je bent genoodzaakt bij vrienden of de sofa slapen, je vindt een woning maar die kan je na een tijd niet meer betalen of je wordt uit je huis gezet en belandt zo terug op straat,” zegt hij. “Daarnaast bewegen dak- of thuisloze jongeren zich vaak in een netwerk van mensen die ook elke dag overleven. Ze kunnen op veel solidariteit rekenen, maar opvang of andere ondersteuning is minder vanzelfsprekend.”
Thuis buitengezet
De redenen waarom iemand dak- of thuisloos wordt zijn divers, maar er zijn enkele risicofactoren: jeugdwerkloosheid, armoede bij jongeren en het aantal jonge leefloontrekkers. Armoede bij kinderen en jongeren verhoogt de kans op dak- en thuisloosheid gevoelig, maar ook instellingsverlaters zijn een vatbare groep.
Daarmee is nog niet gezegd dat alle jonge dak- en thuislozen een instellings- of armoedeverleden hebben, ook familiale relaties spelen een rol. Dat beaamt ook socioloog Koen Hermans (KU Leuven): “Sommige dak- en thuisloze jongeren verlaten het huis op hun achttiende, omwille van lange ruzies of moeilijke thuissituaties. Maar er zijn ook jongeren die op die leeftijd worden buitengezet door hun ouders omdat ze een te zware financiële last geworden zijn.”
“Vijftien jaar geleden deden we een studie bij jonge leefloongerechtigden,” zegt Hermans. “Daar zagen we dat moeilijke familiale relaties een grote rol spelen. Instellingsverlaters zijn een heel precaire groep, maar we mogen het debat daar niet toe beperken. Hetzelfde geldt voor armoede.” Stephanie (29) ging een negental jaar geleden het huis uit en om in een sociale woning te gaan wonen. Al snel werd ze eruit gezet. Sindsdien heeft ze geen stabiele thuis meer. “Het ergste is dat de opvoeding vaak aan de basis ligt, en daar heb je als kind weinig over te zeggen. Mijn woede en frustratie komen niet zomaar uit het niets.”
Ouders leven langer dan begeleiders
Shoukri Mabrouk, begeleider bij JOAN (Jongerenopvang Antwerpen) ziet ook veel gebroken relaties tussen en ouder en kind bij jongeren in precaire situaties. JOAN biedt residentiële opvang aan jongeren tussen 18 tot 25 jaar, en bereidt ze voor op een zelfstandig bestaan. “Een netwerk is heel belangrijk,” zegt Mabrouk. “Veel van onze jongeren zijn sociaal geïsoleerd als ze geen thuis meer hebben. Als ze hier komen wonen, lukt het hen om een zekere afstand te bouwen tegenover hun verleden, waardoor de relatie met hun ouders verbetert. Wij proberen de ouders er altijd bij te betrekken. We maken de jongeren duidelijk dat hun ouders langer zullen leven dan wij.”
Sommige dingen, die zo evident lijken in harmonieuze gezinnen, zijn voor dak-en thuisloze jongeren bijzonder moeilijk. Maïa (19) woont sinds kort alleen, nadat ze enkele jaren in voorzieningen verbleef. De chaotische levens van haar ouders maakten haar leven onhoudbaar en op haar zestiende vertrok ze thuis. Voor ze op haar achttiende alleen ging wonen, ging Maïa op kamertraining bij JOAN. Ze kreeg een studio ter beschikking, om een zelfstandig leven zoveel mogelijk te simuleren. “Voor ik op kamertraining ging, heb ik nog eens kerst bij mijn oma in Frankrijk gevierd. Dat was jaren geleden, want thuis vierden we dat bijna nooit door de labiele situatie van mijn ouders. Het is pijnlijk om op die momenten te beseffen dat bijna iedereen aan het vieren is op dat moment, terwijl jij gewoon thuis zit. Dat suckt gewoon.”
Momenteel heeft Maïa weinig contact met haar ouders: “Ik hoor hen ongeveer om de twee weken. Mijn mama doet haar best om me financieel wat te steunen, maar ik zeg altijd: “money doesn’t buy love.” Wanneer ik haar bel als ik het moeilijk heb, neemt ze vaak niet op of belt ze niet terug. Dat voelt heel dubbel.” Tessa (25) groeide op in armoede, en heeft ook een complexe relatie met haar moeder. “Ik heb zo goed als geen band met haar. De ene keer is ze er, de andere keer niet. Ik heb haar uit de goot geholpen, maar zij heeft mij erin geduwd. Desondanks blijf ik nog altijd voor haar vechten, want zij is de enige moeder die ik heb.”
Geen toekomst
De Nederlandse studie CodaG4 peilde onder andere naar hoe daklozen hun toekomst zien. Ondanks het feit dat er niet werd toegespitst op jongeren, zijn er parallellen met de getuigenissen van de jongvolwassenen. Ook zij redeneren vanuit een overlevingsstrategie en leven van dag tot dag. Een toekomstbeeld creëren is voor hen zeer moeilijk.
“Ik heb geen toekomstbeeld, dromen of fantasie meer,” zegt Tessa zacht terwijl ze naar haar vingers staart. “Die zijn volledig verdwenen. Ik leef van dag tot dag. Ik sta op en denk: wat de f*ck gaat er vandaag gebeuren? Hoe zal deze dag eindigen? Ik doe dat al zo lang dat ik geen toekomst meer kan zien.” In tegenstelling tot Tessa lijkt Stephanie (29) eerder gelaten. Terwijl ze een slok koffie neemt, beschrijft ze haar toekomstbeeld. “Ik wil niet focussen op iets omdat dat meestal net niet lukt. In het verleden heeft kijken naar de toekomst me nooit veel opgebracht.”
Jongeren die wel een toekomstbeeld hebben, dromen vaak over heel gewone dingen. Dat blijkt uit ‘(N)ergens kind aan huis’, een rapport van het Kinderrechtencommissariaat uit 2016. Leen Ackaert, beleidsadviseur: “Jongeren dromen vooral over dingen die het leven de moeite waard maken: een warm netwerk, een huis, een thuis. Ambitieuze dromen, zoals hoge studies of een goede job maakten daar geen deel van uit.”
Voor Maïa (19) ligt het anders. “Ik jaag nog steeds mijn droom na om actrice te worden. Ik speel nu in een theaterstuk van Het Paleis in Antwerpen. Na vijf jaar deeltijds kunstonderwijs ga ik nu kostuumontwerp studeren. Via die weg wil ik de theaterwereld instappen,” vertelt ze enthousiast. Ze ziet zichzelf ook met een gezin: “Als ik later kinderen heb, wil ik hen een goede thuis geven. Ook al heb ik dat niet gehad, ik heb er wel een beeld van: een knus huisje, ingericht in mijn stijl, eventueel open haard. Maar vooral ook een veilige plek.
In het Vlaams actieplan armoedebestrijding (2015-2019) staat volgende doelstelling: “Niemand die jongvolwassen wordt of is mag thuisloos worden als gevolg van de overgangssituatie naar zelfstandigheid.” Toch zijn er zowel in heel België als in Vlaanderen jongeren zonder stabiele huisvesting. Het exacte aantal is moeilijk weer te geven want er zijn weinig cijfergegevens van deze groep maar uit een Vlaamse nulmeting van 2014 blijkt dat 21,9% van de gebruikers van residentiële thuislozenopvang van het CAW tussen de 18 en 25 jaar is. Het aandeel jongvolwassen daklozen telt mee voor 10%. Die 10% is hoogstwaarschijnlijk nog maar het topje van de ijsberg omdat jongeren er vaak andere overlevingsstrategieën op nahouden en minder aanwezig zijn in nachtopvang
Een van de risicofactoren voor dak- of thuisloosheid is armoede. Wat blijkt? jongeren zijn een grote armoederisicogroep volgens de EU SILC van 2017 (EU-statistiek van inkomen en levensomstandigheden). 22,1% van de jongvolwassenen in België lopen een armoederisico, wat wil zeggen dat ze een netto beschikbaar inkomen hebben dat lager dan 60 % van het mediaan netto nationaal equivalent inkomen ligt. Ter vergelijking: 65+’ers komen uit op 16% en 25 tot 49-jarigen op 14%.