© Filip Keymeulen

In 2017 keurde Vlaanderen een plan goed dat dak- en thuisloosheid moet aanpakken. Een nobele ambitie, maar wat betekent dat concreet voor jongeren die niet weten waar ze de volgende nacht zullen slapen?

Het plan maakt deel uit van het Vlaams Actieplan Armoedebestrijding (VAPA) voor de periode tussen 2015-2019 en wil vooral vermijden dat mensen nog uit hun huis gezet worden en zo op straat belanden, dat jongeren thuis-of dakloos worden, wil chronische dak- en thuisloosheid aanpakken (mensen die al jaren geen vaste verblijfplaats meer hebben, red.) en pleit voor een geïntegreerd beleid rond dak- en thuisloosheid. 

Nochtans is dit geen nieuwe problematiek. Vlaanderen (en bij uitbreiding België) worstelt al decennia met hoe het de situatie van mensen met een instabiele thuissituatie moet aanpakken. “Dak- en thuisloosheid staat niet bovenaan het prioriteitenlijstje van het huidige beleid,” zegt socioloog Koen Hermans (KU Leuven). “Het dominante beeld van een dakloze is nog steeds dat van iemand die sociale overlast veroorzaakt, in het openbaar dronken is of drugs gebruikt. Kortom: iemand die het zelf gezocht heeft.” 

Koen Hermans © Mustafa Körükçü

It’s society, stupid

Volgens Hermans is het huidige beleid rond thuis- en dakloosheid voor een groot deel geënt op het voorkomen van overlast door daklozen. “Een deel van de zichtbare daklozen zit te bedelen in de winkelstraten. Dat veroorzaakt overlast en veel steden en gemeenten kunnen dat missen als kiespijn.” 

Ook Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Jo Vandeurzen (CD&V) ziet in dat lokale overheden vaak optreden tegen dakloosheid vanuit een specifieke agenda: “Alle lokale overheden hebben hun eigen prioriteiten rond deze problematiek. Ze maken autonoom beslissingen die passen in het kader van een menselijker beleid op dat vlak. Maar overlast voorkomen is zeker ook een motivatie van het beleid, ja.” 

In Antwerpen opende OCMW-voorzitter Fons Duchateau (N-VA) in 2017 het eerste zorghostel in België. Daklozen met een multiproblematiek, een combinatie van psychische problemen en verslaving, krijgen er dag en nacht onderdak. Uniek aan dit project is dat daklozen niet verplicht worden om af te kicken en ze geen voorwaarden over wonen opgelegd krijgen. Er wordt wel ingezet op stabiliteit, dagelijkse structuur en een dak boven het hoofd. Door hun scala aan complexe problematieken hebben ze weinig plekken waar ze terecht kunnen. Daardoor lijkt de straat vaak de enige uitweg. Met het zorghostel wil het stadsbestuur de criminaliteit indijken in de stad. Het project kadert in de Antwerpse ‘war on drugs’, waarmee de stad het openbaar drugsgebruik en overlevingscriminaliteit – stelen om aan de dagelijkse dosis te geraken – aan banden wil leggen.

Leefloon

Het aantal dak-en thuisloze jongeren in België valt moeilijk in te schatten. Er zijn namelijk geen recente metingen. Bovendien is een deel van de groep onzichtbaar, en die wil dat het liefst ook blijven. Het stijgende aantal jongeren tussen 18 en 25 jaar dat een leefloon ontvangt, geeft wel een aanwijzing. “Die cijfers zijn de afgelopen jaren sterk gestegen,” zegt Hermans. “Dat duidt op een armoedeproblematiek. Mensen in armoede lopen een groter risico op dak-of thuisloosheid.” 

Het aantal jonge mensen met een leefloon stijgt al jaren. In 2013 was 29,9% van het totaal aantal leefloners jonger dan 25 jaar. In 2017 was dat al 33,7%. Dat wil niet zeggen dat ze allemaal thuis-of dakloos zijn, maar het geeft wel een indicatie van de problematiek. Niet alleen armoede is overigens een risicofactor voor dak- en thuisloosheid. Ook stroeve familiale relaties spelen een rol. Neem bijvoorbeeld Maïa (19). Zij kon niet meer terecht bij haar ouders en belandde zo bij haar grootouders, waar de situatie ook verre van ideaal was. Op haar zestiende klopte ze aan bij het ACW (Centrum voor Algemeen Welzijn). “Mijn grootouders deden hun best maar ze waren enorm streng voor mij, terwijl ik al veel volwassener was dan sommige leeftijdsgenoten. Daar kon ik niet mee om,” zegt ze. Toen de sociaal werkster van het ACW naar Maïa’s grootouders belde om te zeggen dat ze hun uitgeputte en ingestorte kleindochter bij zich hadden, antwoordden haar grootouders dat ze niet meer naar huis moest komen. Van het ene moment op het andere stond ze op straat. 

Eerst een huis

Nu Vlaanderen een globaal plan van aanpak heeft, is het wachten op een federaal antwoord. In 2014 werd al een poging ondernomen om een interfederaal samenwerkingsakkoord op te stellen, met het oog op een structurele aanpak. De verschillende regio’s zouden samenwerken en globale gegevens verzamelen, om het aantal dak- en thuislozen beter te monitoren. “Dat samenwerkingsakkoord is tot nu toe dode letter gebleven,” zegt Hermans. “Maar het is niet omdat de federale overheid niets doet, dat er in het werkveld zelf niets verandert. De focus ligt vandaag bijvoorbeeld veel meer op huisvesting dan op tijdelijk opvang. Een woning is namelijk een stabiliserende factor en een noodzakelijke voorwaarde om je leven terug op te bouwen.”

De Housing First projecten zijn daar een mooi voorbeeld van. Met deze combinatie van wonen en intensieve begeleiding krijgen langdurig daklozen – mensen die al langer dan een jaar thuisloos zijn of de afgelopen drie jaar meerdere periodes van dakloosheid gekend hebben –een individuele woonst toegewezen en worden ze begeleid. Ze huren een woning op de private of sociale woonmarkt. Momenteel zijn er Housing First projecten in elf steden en gemeenten in België. De bedoeling is om in de toekomst structureel uit te breiden. Monique Gauquie, beleidsmedewerker bij CAW Antwerpen spreekt over een transitie: “Er wordt steeds meer ingezet op ambulante hulp, eerder dan op residentiële. Die transitie zien we zowel in dak- en thuislozenzorg als in de psychiaterie. Housing First projecten zijn een uitwerking van die transitie in de thuislozenzorg.”

Kluwen van problemen

Het Vlaams plan wil ook het aantal uithuiszettingen drastisch doen dalen. In 2014 kregen 12.950 mensen in Vlaanderen een uithuiszettingswaarschuwing. Ongeveer 30% daarvan werd ook effectief uit zijn woning gezet. Dit leidde tot ongeveer 2.158 opnames in de thuislozenzorg in Vlaanderen. Meestal worden mensen uit hun huis gezet omdat ze de huur niet meer kunnen betalen, of omdat ze in erbarmelijke omstandigheden leven – of beide. Maar de problematiek is breder. Een kluwen van problemen ligt aan de basis: armoede, verslaving, relationele & familiale problemen, alleenstaand ouderschap, gebrek aan financieel of sociaal vangnet, etc. Een van de belangrijkste ingrepen die de overheid hiervoor kan doen is het uitbreiden van het aantal betaalbare woningen en begeleiding. 

Het CAW werkt al een tijdje op de problematiek van uithuiszettingen. Monique Gauquie: “Als we een uithuiszetting willen vermijden werken we altijd in een driehoek: de huurder, de verhuurders en het CAW als bemiddelaar. We werken daarvoor al lang samen met sociale huisvestingsmaatschappijen. Het voordeel is dat we met hen afspraken kunnen maken. We kunnen dus de situatie redden voor het te laat is en bijvoorbeeld het vredegerecht al is ingeschakeld.  Op de private huurmarkt is zoiets veel moeilijker.”

 

Decennialange achterstand

Een woning hebben is een van de belangrijkste voorwaarden om dak-en thuisloosheid tegen te gaan. Veel jongeren wenden zich daarvoor tot de sociale woonmarkt, maar de jarenlange wachtlijsten dwingen hen tot de private huurmarkt. 

Momenteel maken sociale woningen 6,5% uit van het totale woonaanbod. De Vlaamse Woonraad pleit echter voor een substantiële toename van het aantal sociale huurwoningen. 

Volgens het bindend sociaal objectief moeten sociale woningen tussen 2009 en 2025 minstens 9% van het totale woonaanbod uitmaken op het grondgebied van een gemeente. “De Vlaamse Woonraad vraagt aan de nieuwe regering om dat bindend sociaal objectief te hernieuwen,” zegt Pol Van Damme, secretaris van de Vlaamse Woonraad. 

Toch blijft het aandeel sociale woningen vandaag nog steeds hangen tussen de 6 en 7%. Maar ondanks het feit dat er nog nooit zoveel geïnvesteerd werd in sociale woningbouw, wordt het volgens Hermans bijna onmogelijk om de decennialange achterstand in te halen.” Op het kabinet van Vlaams Minister van Wonen Liesbeth Homans (N-VA) zijn ze voorzichtig optimistisch over de toekomst: “Vroeger stonden mensen gemiddeld vijf jaar op een wachtlijst voor een sociale woning. Vandaag is dat al gedaald naar vier jaar,” zegt woordvoerder Toon De Bock. 

Maar niet alleen het tekort aan sociale woningen, ook de kwaliteit ervan staat vandaag ter discussie – zowel op de private als op de sociale huurmarkt. Koen Hermans: “Hulpverleners staan vaak met de rug tegen de muur. Als een cliënt dan uiteindelijk toch een woning vindt, is die vaak in slechte staat. Het is kiezen tussen de pest en de cholera: of op straat leven of in een slechte woning zitten. In beide gevallen zijn de gevolgen ernstig.” Volgens Pol Van Damme van de Vlaamse Woonraad is de situatie op de private huurmarkt nog ernstiger. “Er zijn weliswaar controles, maar de vraag naar betaalbare woningen blijft zo groot, dat wanhopige mensen vaak genoegen nemen met een huis dat niet bewoonbaar is. Het stelt malafide verhuurders in staat om slechte en veel te dure woningen te verhuren – wat de druk op de onderkant van de private huurmarkt alleen maar opvoert.”

“OCMW? Sorry, geen appartementen vrij”

De private huurmarkt lijkt wel allergisch voor jonge huurders die afhangen van vervangingsinkomen. Een groot deel van hen vangt bot wanneer ze zeggen hoe ze de huur zullen betalen. Uit de woonsurvey van 2013 blijkt dat 36% van de verhuurders een andere kandidaat zoekt als een potentiële huurder afhankelijk is van het OCMW voor de huurwaarborg. Ook voor Tessa (25) was het bittere realiteit: “Het is onmogelijk om een appartement te vinden als je van een leefloon leeft. Als je het woord OCMW uitspreekt, hangt de verhuurder de telefoon al op.” 

De Vlaamse regering lanceerde daarom in 2018 een nieuw actieplan tegen discriminatie op de private huurmarkt, dat voorschrijft dat iedereen toegang moet hebben tot een woning tegen 2050. Dit moet gebeuren via informatie en sensibilisering en met brochures en zelfregulering. Het Overlegplatform Private Huurmarkt is daarin een eerste stap. Hier komen onder andere huurders, verhuurders, vastgoedmakelaars en beleid op regelmatige basis samen. Ze overleggen over beleidsvoorstellen of problemen op de huurmarkt en beperken zich daarbij niet enkel tot discriminatie. 

Mysteryshopping

Maar voor sommigen gaat het actieplan niet ver genoeg. Unia, het interfederaal gelijkekansencentrum, is niet onder de indruk. Het liet eerder al weten dat het verhuurders moeilijker wil maken om huurders te weigeren op basis van afkomst of inkomen. Het centrum pleit daarom voor discriminatietesten – zowel praktijktesten als mysteryshopping. “Als je belangrijkste wapen een brochure is, zullen veel huurders nog steeds in kou blijven staan vanwege hun achtergrond of hun naam,” klinkt het bij Unia. Maar Pol Van Damme nuanceert: “Discriminatie op de private huurmarkt is een moeilijk gegeven. Het verschil tussen discriminatie en geoorloofde selectie is vaak niet duidelijk af te lijnen. En dan is er nog het probleem van de bewijslast. Een strikt beleid met meer sancties en strengere eisen kan bovendien de verhuurder doen afhaken. En dat laatste zal juist voor nog meer druk op de private huurmarkt zorgen.”

Verdubbeling huurpremie

Tussen 2005 en 2013 zijn de huurprijzen voor de kleinste woningen – kamers en studio’s – met maar liefst 28% gestegen (bron: Groot Woononderzoek 2013, red.) “En dat zijn net de woningen waar jonge dak- en thuislozen op zoek naar zijn,” zegt Pol Van Damme. “In vergelijking met andere types huurwoningen zijn deze prijzen zeer sterk gestegen. Op de private huurmarkt hebben maatschappelijk zwakke groepen weinig in de pap te brokken. De onderkant van de huurmarkt zit in een diepe crisis en dat is net het domein waar de overheid sterker moet op inzetten, door huursubsidies of intensievere begeleiding in de zoektocht naar een betaalbare woning.” 

Ondanks een verdubbeling van de huurpremie verdubbeld tussen 2014 en 2019 (van 36,6 miljoen euro naar 74 miljoen euro, red.) en een snellere toekenning van de tegemoetkomingen, worden huurpremies nog steeds niet automatisch toegekend aan iedereen die op de wachtlijst staat voor een sociale woning. “Daar zijn goede redenen voor,” zegt De Bock. “Een algemene toekenning van de huurpremie zou een stijging van de kosten van 250 miljoen euro per jaar betekenen. Dat houdt een risico in op een prijsstijging in het onderste segment van de woningmarkt. Dat zou het effect van een algemene toekenning volledig teniet doen.”

Vandaag hebben mensen pas recht op een huurpremie als ze minstens vier jaar op een wachtlijst voor een sociale woning hebben gestaan. Het Kinderrechtencommissariaat, de Vlaamse pleitbezorger van kinderrechten, ijvert om iedereen die op zo’n lijst staat – ongeacht hoelang – een premie toe te kennen. Daarmee kunnen ze het tekort dat ze hebben om de huur te betalen, bijpassen. Leen Ackaert, beleidsadviseur bij het Kinderrechtencommissariaat: “Vandaag ligt de huurpremie overigens nog steeds te laag. Met 1/3 van de huurprijs, tot een maximum van 130,89 euro, is dat voor een alleenstaande leefloontrekker met een gezin nog altijd heel weinig.” Recent werden ook de inkomensgrenzen voor de huurpremie opgetrokken, maar dat heeft volgens het kabinet Homans enkel een positief gevolg: “Het bedrag van de tegemoetkoming zelf werd ook verhoogd. Dat wil zeggen dat nu méér mensen in aanmerking komen en dat zij bovendien een hogere tegemoetkoming krijgen.” 

Van twee naar drie maand waarborg

Intussen wordt de toekomst van dak- en thuisloze jongeren er niet gemakkelijker op. Vanaf januari 2019 is het via het nieuw Vlaamse huurdecreet mogelijk om de huurwaarborg van twee naar drie maanden op te trekken. Thijs Smeyers, beleidsmedewerker van Caritas Vlaanderen, is niet optimistisch: “Voor alleenstaanden is twee maanden huurwaarborg bijeenschrapen al niet gemakkelijk. Laat staan dat ze drie maanden huur moeten ophoesten. Heel weinig jongeren zullen in staat zijn om dat bedrag bij elkaar te sparen.”

Yannick (27) is een van de weinige jongeren die zelf een huurwaarborg van twee maand bij elkaar kon sparen maar onlangs werd hij uit zijn woning gezet. Nu moet hij op zoek naar iets nieuw: “Ik ben volop aan het zoeken. Maar het is zeer moeilijk om een appartement te vinden dat groot genoeg en betaalbaar is.” 

Complexe procedures

Het nieuwe Vlaamse huurdecreet pleit daarom voor de Vlaamse huurwaarborglening. Hiermee kunnen minder solvabele huurders een lening voor de huurwaarborg afsluiten. Maar de Vlaamse Woonraad stelt zich vragen bij een bijkomende lening voor inkomenszwakke groepen. Pol Van Damme: “Een bijkomende lening voor iemand die financieel zwak staat, valt moeilijk te verantwoorden. Voor de maatschappelijk kwetsbare huurders is zoiets verre van optimaal, dus wij vragen vanuit de Vlaamse Woonraad naar andere ondersteunende maatregelen.” Ook Koen Hermans is niet volledig overtuigd: “Dit zijn vaak complexe procedures waarin mensen afhaken.” 

Voor jonge huurders zonder financiële vangnet of sociaal netwerk wordt de toekomst er niet beter op. Is het Vlaamse actieplan van 2017 daarom een aanzet tot een globale strategie rond dak- en thuisloosheid of blijft het eerder een ad-hoc aanpak? Nochtans staat een globale strategie rond dak- en thuisloosheid niet los van een breder welzijns- en armoedebeleid. Het stijgende aantal jonge leefloners en de druk op de onderkant van de private huurmarkt wijzen op een groter armoedeprobleem. De vraag is of de volgende regering hierop zal inzetten. 

vorige volgende