Elk jaar laait het debat rond rituele slachtingen weer op. Vanaf dit jaar mag er niet meer onverdoofd geslacht worden op tijdelijke slachtvloeren. Hypocriet volgens sommigen: "Als het echt om het dierenleed zou gaan, zouden ze de hele vleesindustrie moeten aanpakken.”

De Belgische dierenwelzijnswet verplicht sinds 1986 slagers hun dieren te verdoven alvorens ze te slachten. Dat stelde joden en moslims voor een dilemma, want volgens geloofsvoorschriften mogen ze enkel vlees eten dat ritueel geslacht is. Dat betekent dat het dier zonder verdoving de keel overgesneden wordt en het dood moet bloeden. Samen met het bloed verlaten ook de afvalstoffen het dier en is het rein, aldus de overlevering.

Tijdelijk versus erkend

In 1995 vond een wijziging in de wet plaats. In dienst van religie mogen dieren wel onverdoofd geslacht worden. Er volgde een nieuwe aanpassing in 2009, dat deze rituele slachting enkel toelaat in erkende slachthuizen, om te vermijden dat dieren thuis worden geslacht waar controle ontbreekt.

Om tijdens het Offerfeest te kunnen voldoen aan de enorme vraag naar ritueel geslachte schapen, werden hiervoor tijdelijke slachtvloeren ingericht. Minister van Dierenwelzijn Ben Weyts (N-VA) heeft nu echter een verbod doorgevoerd op het onverdoofd slachten op deze tijdelijke slachtvloeren. Volgens hem worden deze tijdelijke slachtvloeren wettelijk gezien niet erkend. Weyts bespreekt nu met de moslimgemeenschap en de slachthuizen hoe ze het Offerfeest kunnen organiseren zonder de onverdoofde slachting op de tijdelijke slachtvloeren.

Diervriendelijk vlees

Ann de Greef, directeur van GAIA, vindt dat men zich aan de regels moet houden: “Het onverdoofd slachten op de tijdelijke slachtplekken is een inbreuk op de Europese wetgeving, aangezien er enkel op erkende slachtvloeren onverdoofd geslacht mag worden. Ritueel slachten kan nog wel, maar het dier moet verdoofd worden.”

Hoeveel een dier lijdt tijdens en na een onverdoofde keling weten we niet, maar dat dieren enorme stress ervaren in een slachthuis, of ze nu verdoofd of onverdoofd geslacht worden, weten we wel. Bovendien zijn de levensomstandigheden van de dieren binnen onze vleesindustrie barslecht te noemen.

KASK-student Sibran Sampers wilde het dierenleed binnen onze vleesindustrie aankaarten en slachtte daartoe twee konijnen voor publiek. Hij kreeg een storm van kritiek over zich heen. “Als het voor bepaalde personen goed uitkomt, wil men opeens de wet naleven,", reageert hij, "maar ze zouden beter de naleving van wetten binnen de muren van de erkende slachtvloeren nakijken. Maar daar wil niemand iets van weten."

Hypocrisie

Sampers klaagde met zijn project de hypocrisie van de stedelijke vleesconsument aan. “We eten allemaal vlees maar hebben geen idee welke weg het dier hiervoor heeft afgelegd.” Bovendien pleit hij voor een vernieuwde band tussen mens en dier. “Mensen zouden zich van hun eigen vlees moeten voorzien. Zo bouwen we een band op met het dier en heeft het beest een veel beter leven.” GAIA-voorzitter Michel Vandenbosch diende prompt een klacht in tegen Sampers’ project. Hij wees Sampers en zijn docenten op een “stuitend gebrek aan normbesef”.

Volgens Sampers is het oorspronkelijke rituele slachten, zoals dat bij moslims thuis gebeurde, eigenlijk de meest diervriendelijke manier van slachten. “We worden allemaal zo bang gemaakt dat het eigenhandig doden als iets slechts wordt beschouwd. Best hypocriet te noemen als je weet dat de meesten onder ons zich ondertussen gewetenloos volproppen met dode dieren.”

GAIA is het daar niet mee eens. “Wij pleiten ervoor dat dieren vóór het slachten bedwelmd worden om hen onnodig lijden te besparen. Wij fixeren ons niet alleen op de tijdelijke slachtvloeren, maar strijden voor een algemeen verbod op het onverdoofd slachten. Ook in erkende slachthuizen wordt massaal geslacht zonder het dier te bedwelmen. Niet in dienst van de godsdienst, maar omdat het minder kosten met zich meebrengt”, vertelt GAIA-directeur Ann De Greef.

Miniem aandeel

“In 2013 werden 22.000 dieren ritueel geslacht in ongeveer 57 tijdelijke slachtplaatsen in Vlaanderen”, liet minister Weyts eerder optekenen. Opmerkelijke cijfers, aangezien in datzelfde jaar in het totaal bijna dertien miljoen dieren werden geslacht in de Belgische slachthuizen. Het gaat dan om varkens, runderen, slachtkalveren, schapen, geiten en paarden. Kippen zijn hier niet bij gerekend.

De rituele slachtingen op tijdelijke slachtvloeren tijdens de periode van het Offerfeest beslaan bijgevolg nog geen 0,17% van alle slachtingen in België in 2013. Sampers spreekt van puur populisme. “Politici spelen in op het gevoel van mensen door het ritueel slachten als barbaars af te schilderen en doen ze alsof ze begaan zijn met dierenleed. Als het echt om de dierenleed gaat, zouden ze de vleesindustrie moeten aanpakken en niet het ritueel slachten.”

Volgens Weyts houdt de regering zich wel bezig met dierenwelzijn in de vleesindustrie. “Er bestaat een uitgebreide reglementering voor het houden van dieren, ook in commerciële omstandigheden. Naast de algemene dierenwelzijnswet zijn er specifieke voorschriften voor het welzijn van dieren tijdens het transport en voor het welzijn van dieren tussen het moment van aankomst in het slachthuis en het eigenlijke slachten.” Sampers spreekt dit tegen: “Mensen hebben er geen idee van hoe het er aan toe gaat in een slachthuis. Als mensen wisten wat de dieren wordt aangedaan voor een stukje vlees, zou er een pak minder vlees gegeten worden.”

Over hoe het er wereldwijd vaak aan toegaat in de vleesindustrie, werden documentaires als Meat The Truth, Samsara en Lovemeatender gemaakt.

© 2015 – StampMedia/AP Hogeschool – Sophie Lodewijks