‘Waar moet jij uitstappen?’ Ik stop met uit het raam te staren en kijk op. Op de stoel over mij is een meisje niet ouder dan een jaar of vijf komen zitten. ‘Binnen een paar haltes’, antwoord ik met een glimlach en probeer mijn bezigheid te hervatten. ‘Binnen hoeveel haltes?’ gaat het meisje verder. ‘Binnen twee haltes’, zeg ik, terwijl ik door het raam blijf staren. Ze kijkt nu ook uit het raam en vraagt wat ik aan het doen ben: ‘Het is donker, we zitten in een tunnel. Dan kan je toch niets zien?’ Ik wend mijn gezicht van het raam af en besluit mijn lot onder ogen te zien. Nu ze mijn volledige aandacht heeft, volgt de rest van haar vragenlijst. ‘Wat ga je doen?’ vraagt ze verder. Ik twijfel of ik wat moet verzinnen om het spannend te houden of gewoon moet vertellen wat ik echt ga doen. Ze kijkt me ongeduldig aan. ‘Ik ga naar de winkel, boodschappen doen. En jij?’ vraag ik, in een poging interesse te tonen.
‘Ik ga naar de zoo met mijn mama en mijn papa’, roept ze me enthousiast toe, terwijl ze blij op haar stoel danst. ‘Ik ga naar de apen kijken en de giraffen en de fla- fla- flaningo’s. En dan gaan ik en mama en papa frietjes eten, want ik lust heel graag frietjes.’ Bij het zien van zoveel vreugde, begin ik spontaan te lachen. ‘Wat? Waarom lach je? Jìj gaat toch niet naar de zoo?’ Ze kijkt me vragend aan. Ik schud van niet en vraag haar of ze weet waarom flaningo’s op één poot staan. Dit keer schudt zij het hoofd. ‘Om de andere poot wat te laten rusten van al dat staan’, verklap ik.
Het meisje lijkt niet overtuigd en kijkt me weifelend aan. ‘Werk jij in de zoo?’ vraagt ze dan. Ik zie mijn kans om haar te overtuigen én om het ‘ik-ga-boodschappen-doen’-verhaal wat op te krikken. ‘Ja, dat heb je goed geraden’, bevestig ik. ‘Eigenlijk ben ik nu zelfs onderweg om verse wormen te gaan halen voor de flaningo’s.’ ‘Echt waar?’ vraagt ze vol ontzag. ‘Echt waar’, antwoord ik en lach haar mysterieus toe. Ondertussen merk ik dat de tram mijn halte nadert. Net op tijd blijkbaar, want eens bekomen van haar verbazing, springt ze meteen van haar zitje en loopt naar haar ouders toe. Opgewonden probeert ze hen uit te leggen dat ik in de zoo werk: ‘Mama, papa, weet je nog de fla- fla flaninco’s...’ Haar moeder trekt haar dichterbij. ‘Lieverd, het zijn flaningo’s en niet zo roepen, zo verstaan mama en papa je niet. Haal even rustig adem.’ Maar tegen dat het meisje bedaard genoeg is om haar ontdekking te delen, ben ik al opgewekt van de tram gesprongen, helemaal klaar om te gaan winkelen.
Hayat El Khattabi