Naar aanleiding van het festival C-mine Jazz op 13 en 14 april, dompelt de Genkse bibliotheek zich onder in een jazzy sfeer. Naast de expo All that jazz en de luisterlezing A great day in Harlem, treedt de 25-jarige Genkenaar en gitarist Tim Finoulst op woensdag 4 april aan.
Finoulst geeft er een voorsmaakje van wat het jazzfestival, waar hij vorig jaar zelf speelde met zijn Sullivan Street Trio, zoal te bieden heeft.
Je studeerde jazzgitaar aan het Conservatorium van Antwerpen. Vanwaar die fascinatie voor gitaar en jazz?
Finoulst: De fascinatie voor gitaar was er al veel eerder dan die voor jazz. Als kleine jongen zag ik altijd rockgitaristen op televisie, dat wilde ik ook worden. Mijn ouders vonden een elektrische gitaar te zwaar voor mijn rug en daarom kreeg ik een klassieke gitaar. Ik volgde gitaarles en wilde absoluut verder gaan met muziek maken.
Uiteindelijk koos ik voor jazz, maar zonder goed te weten wat dat inhield. Ik had gehoord dat er bij jazz veel improvisatie kwam kijken en dat interesseerde me wel. Ik improviseerde liever dan telkens hetzelfde te moeten spelen.
Improvisatie is voor jou dus belangrijker dan compositie?
Meestal bekijk ik improvisatie als een variatie op een bepaalde compositie. Hoe ouder ik word, hoe meer ik begin te voelen voor improvisatie. Als je solo speelt, kun je helemaal zelf bepalen hoe je varieert. Dat kan heel ver gaan: je kan de melodie helemaal veranderen, enkel kleine stukjes aanpassen of de twee variëren.
Je speelt zowel solo als in verschillende groepen, wat doe je het liefst?
Het is iets totaal anders. In groep spelen heeft veel te maken met interactie, het is vaak improvisatie binnen een bepaalde structuur. Actie en reactie eigenlijk: als ik dit speel, dan zal de drummer daar zo op reageren en vice versa.
Als je solo speelt, dan bepaal je alles zelf. Je voelt de interactie met het publiek beter aan. Ik kan niet echt zeggen wat ik het liefst doe, ik hou gewoon van een goede afwisseling tussen de twee.
Vorig jaar nam je deel aan de muziekwedstrijd Limbomania. Hoe viel dat mee?
Ik stond toen voor de eerste keer op een podium als singer-songwriter, dus dat was best wel spannend. Het was een heel aparte ervaring, maar heel plezant. Ik speelde in de voorronde van de alternatieve muziek, dus viel niet echt uit de toon.
Wat vind je het moeilijkste als singer-songwriter: teksten schrijven of muziek maken?
Zonder twijfel teksten schrijven. Dat vind ik verschrikkelijk, dat is echt altijd afzien. (lacht) Melodie, harmonie en ritme vinden, is eigenlijk niet zo moeilijk, ook omdat ik daar al heel lang mee bezig ben.
Teksten schrijven op de muziek blijft een beproeving, elk nummer moet ik weer van nul af aan beginnen. Inspiratie vind ik altijd wel, maar je moet je teksten ook continu bijschaven. Alles moet gewoon kloppen. Ik heb graag dat een woord, zin of refrein eindigt op een bepaalde klank, afhankelijk van de melodie. En die zoektocht naar de juiste woorden kan soms heel lang duren.
Waaruit put je jouw inspiratie dan zoal?
Vaak haal ik ideeën uit mijn eigen leven. Zo schreef ik eens een liedje over mijn hond, Nestor. Soms gaat het ook over fictieve gebeurtenissen, over dingen die ik heb gelezen of in een film heb gezien. Ofwel stel ik me dan in de plaats van het personage dat iets meemaakt, ofwel schrijf ik in de derde persoon die de gebeurtenis vanop een afstand ziet.
Wat zijn jouw muzikale invloeden?
Dat is moeilijk te zeggen, ik luister naar veel verschillende genres, zoals bijvoorbeeld klassieke muziek, maar ook wereld- of Afrikaanse muziek. Mijn eigen nummers zijn het resultaat van al die invloeden.
Ook muziek waar ik vroeger veel naar luisterde, heeft mijn werk een bepaalde vorm en richting gegeven. Het eerste dat ik me kan herinneren is Michael Jackson, daar luisterde ik echt intensief naar. Het ritme van de melodie vind ik nog steeds heel belangrijk. Later luisterde ik veel naar Nick Drake, iets heel anders. In die muziek gaat het vooral om de harmonische kleur en de emotie.
Al die dingen komen samen in mijn muziek, maar ik zou niet echt weten hoe ik mijn werk moet omschrijven. Laten we het maar houden op geïmproviseerde muziek.
Je bent nog maar 25 jaar oud, maar mocht al op Jazz Middelheim spelen.
Ja, toen ik in mijn voorlaatste jaar zat, kreeg ik met mijn groep The Circle de kans om er te spelen dankzij onze coördinatrice Els Smedts. Meer nog: zij zorgde er ook voor dat we een week lang begeleid werden door Mark Turner, een beroemde Amerikaanse tenorsaxofonist. Die coaching, zo'n groot podium, veel toeschouwers en constant een camera op ons gericht: dat was echt een bijzondere ervaring. Met The Circle speelde ik trouwens ook op het festival Jazz's Cool in Rome.
Nog een mooi moment in mijn muziekcarrière was toen we vorig jaar met Sullivan Street Trio geselecteerd waren voor Jazz Hoeilaart, eigenlijk dé wedstrijd voor jazzmuziek over heel de wereld. Van de 120 inschrijvingen waren wij, als enige Belgische groep, bij de 6 geselecteerde kandidaten. Een beetje een thuismatch dus (lacht). We eindigden uiteindelijk op de vierde plaats, wat ook heel leuk was.
En wat vind je van C-mine Jazz?
Ik vind het een heel goed festival. Genk is niet meteen de jazzstad bij uitstek, maar er komen elk jaar topnamen naar het festival. Ik wil dit jaar zeker gaan kijken naar Miroslav Vitous, die er solo speelt. En natuurlijk ook naar Fly Trio, een groep met Mark Turner, de saxofonist waar ik het zonet over had.
Zeker de moeite waard om eens te gaan kijken dus. Bedankt voor je tijd!
Expo All that jazz (19 maart – 30 april), optreden Tim Finoulst (4 april, 15u) en luisterlezing A great day in Harlem (16 april, 19u30): C-mine jazz (13-14 april): www.cminejazz.com
© 2012 - StampMedia - Pieter Neirinckx, foto: Ann-Katrien Van De Velde
Dit artikel werd gepubliceerd door Focus op Hasselt op 23/03/2012
Dit artikel werd gepubliceerd door Nieuws.be op 26/03/2012
Dit artikel werd gepubliceerd door Jongerenplaneet.be op 26/03/2012
Dit artikel werd gepubliceerd door Het Belang van Limburg - online op 26/03/2012