Twee jaar nadat Studio 100-CEO Hans Bourlon zijn columns voor De Tijd bundelde in ‘De Blik van Bourlon’, ligt zijn nieuwe geesteskind in de rekken. ‘De Tijdreiziger’ sleurt de lezer mee in een sciencefictionavontuur, maar biedt ook een wetenschappelijk onderbouwd venster op de toekomst. Krijgen we later in onze 21e eeuw commerciële ruimtevluchten, robots om rouw te verwerken, zullen we gedachten kunnen transporteren van het ene hoofd in het andere? Welkom in de nieuwe wereld, die minder veraf ligt dan je op het eerste gezicht zou denken.
Terwijl hij de columns uit ‘De Blik van Bourlon’ nog “tussen de soep en de patatten” op vier jaar tijd schreef, zette Bourlon met ‘De Tijdreiziger’ een nieuwe standaard voor zichzelf. Eén jaar gaf hij zichzelf dit keer, met prepublicaties in Trends: 24 korte stukjes met één centraal thema: een beeld van ons dagelijkse leven over enkele tientallen jaren. Telkens aangevuld met commentaar die het toekomstbeeld duidt. Want ja, sekspoppen met artificiële intelligentie bestaan al, net als een puntensysteem voor burgers op basis van gezichtsherkenning door camera’s. “Ik ben 57, en zo’n boek niet geschreven hebben zou wel een teleurstelling geweest zijn”, vertelt een goedlachse Bourlon op een zonnige namiddag in Studio 100. “Ik ga ervan uit dat over tien of vijftien jaar mijn capaciteiten en frivoliteit op dat vlak verminderd zullen zijn, dus ben ik blij dat ik het gedaan heb.”
Hoe bent u op het thema van het boek gekomen?
HANS BOURLON: In mijn vorige boek stond een stukje over zelfrijdende wagens, en dat schreef wel vlot weg. Ik vroeg me af wat het zou betekenen als er zelfrijdende wagens zouden rondrijden: wat zie ik, wat gebeurt er, wat zijn de gevolgen? En daar probeer ik dan een verhaaltje bij te schrijven. Dat is misschien het enige wat ik een beetje kan, een verhaal schrijven (lacht). Ik heb ook voor het middagjournaal op Radio 1 vier items over de toekomst gemaakt, en dat ging vlot. Ik had veel knipselmappen, waaronder een over de toekomst. Die is zo gegroeid dat ik er wel twee of drie boeken over zou kunnen schrijven.
Hoe hebt u de technologische vooruitgang tijdens uw jeugd tot nu beleefd? Is die qua snelheid en spektakel vergelijkbaar met de evolutie die u in uw boek schetst?
BOURLON: Ik denk dat mijn grootmoeder meer heeft zien veranderen dan ik. Zij heeft de opkomst van de elektriciteit meegemaakt, en een aantal andere grondige veranderingen. Zelf heb ik de eerste mens op de maan zien landen, en als kind besefte ik toen ook de impact ervan. Sinds de jaren ’70 en ’80 is er veel veranderd, maar ook veel niet. Het gedrag van mensen, hun drijfveren en fundamentele emoties zijn grotendeels hetzelfde gebleven.
Dat probeer ik te vertellen: ik ben geen futurist of voorspeller, ik probeer alleen een situatie te creëren, en daarvan de gevolgen te tonen. Onderliggend blijven mensen nog altijd mensen.
"Met de Concorde kon je plots in vier uur tijd naar New York vliegen, maar ook die werd al snel afgevoerd. 'Is het dat dan?' vraag ik me af."
De klimaatverandering, een actueel probleem met gigantische gevolgen voor de toekomst, komt in uw boek weinig of niet aan bod.
BOURLON: Inderdaad. Het interesseert me nochtans bijzonder. Ik schreef er een stuk over – dat het uiteindelijk niet gehaald heeft – waarin ik voorstelde om één miljard hectare land vol met bomen te planten. Dat zou het CO₂-probleem oplossen. Eén miljard hectare land is beschikbaar in de wereld, dus praktisch gezien is het niet onmogelijk. Het deed me denken aan de Chinese leider Mao Zedong, die zei dat mocht elke Chinees honderd mussen doodschieten, de mussenplaag opgelost zou zijn. Dus als we nu allemaal eens honderd bomen planten over de hele wereld, dan is het opgelost, simpel (lacht). Later werk ik dat idee misschien nog verder uit.
Hoe zullen we het probleem over vijftig jaar aangepakt hebben?
BOURLON: Door soberder te leven. Ik denk bijvoorbeeld niet dat we dan nog uit plastic flesjes zullen drinken. We zullen moeten teruggaan naar de manier van leven uit de jaren ’50 en ’60. Door enkel groenten uit de eigen tuin te eten, en minder frequent met de auto te rijden. Vroeger was vliegen enorm duur. De eerste keer dat ik vloog was ik al 27. Vandaag vlieg ik ’s morgens naar München om ’s avonds terug te komen (Studio 100 heeft een afdeling in München, nvdr.). We zullen onze gewoontes moeten omgooien, en dat in combinatie met nieuwe technologie. Dat wordt niet gemakkelijk, zeker niet om dat op te leggen aan anderen. West-Europa zal hierin ook een voortrekkersrol moeten spelen, dat is evident: wij zitten in de meest comfortabele situatie. Je begrijpt dat zoiets in een land als Mali bijvoorbeeld niet prioritair is, omdat er nog zoveel andere problemen opgelost moeten worden.
In uw boek zijn de nieuwe technologieën – zoals het vervangen van dierlijk vlees door evenwaardige alternatieven, of de ecologische voetafdruk verkleinen via Virtual Reality –vaak milieuvriendelijker dan het origineel. Anderzijds brengen die daardoor niet zelden de privacy van de gebruiker in het gedrang, of vervaagt de grens tussen realiteit en fictie. Slaat de balans positief of negatief door?
BOURLON: Ik heb geprobeerd om een positieve toon te zetten, omdat dat dat mijn plicht is. In 1900 keken mensen optimistisch naar het jaar 2000. Maar niemand kon de twee wereldoorlogen natuurlijk voorspellen. Dat soort doemdenken wilde ik niet toepassen. Het is gemakkelijk om aan futurisme of ‘technoterrorisme’ te doen, waarbij je spreekt over extraterrestrials, of grote rampen, … maar dat wilde ik niet. Ik wilde vertrekken vanuit de realiteit, en een diepere laag onder de tekst leggen.
Het boek bevat twee fundamentele thema’s: enerzijds de toekomst en het bijhorende optimisme, anderzijds het afscheid. Elke vorm van vooruitgang gaat gepaard met afscheid. Zo is de mens er in een van mijn verhalen ethisch wel op vooruit gegaan door zelf geen dieren meer te doden (iedereen eet vegetarische alternatieven, nvdr.), maar het onderliggende verhaal is er een van afscheid nemen van een traditie: van de jacht, het jachtseizoen, en de jachtclubs. Het laatste verhaal (waarin het hoofdpersonage zijn familie achterlaat en een ruimtereis van 800 jaar onderneemt om een nieuwe leefbare planeet te bereiken, nvdr.) gaat daar ook over, zij het in uitvergrote vorm.
Het gaat over de mens die een breuklijn installeert in zijn leven om tot iets nieuws, iets beters te komen, maar tegelijk gaat het over de dood en over geloven in wat er na die dood komt. Het is trouwens mijn favoriet verhaal. De vraag is natuurlijk of het klopt. Volgens de relativiteitstheorie van Einstein zou die man amper verouderd mogen zijn. Maar goed, ik zeg ook niet hoe snel hij precies vliegt. Ik dacht: don’t go there (lacht).
U hecht veel belang aan de wetenschappelijke correctheid in uw boek.
BOURLON: Ik hoop echt dat er geen fouten in staan. Ik heb het ook door een wetenschapper laten nalezen. Hij heeft een paar positieve suggesties gedaan, maar hij heeft er niets uit gehaald. Sommige dingen zijn wel vereenvoudigd, maar ik hoop dat het wetenschappelijk wel min of meer juist is.
“Het is altijd makkelijk om aan ‘technoterrorisme’ te doen, maar dat wou ik niet"
Is schrijven altijd een kinderdroom geweest?
BOURLON: Ik was een fervente lezer als kind. De ambitie om te schrijven had ik ook al snel. Naast ons woonde mijn nonkel, Mark De Bie, die toneelstukken en andere genres schreef, en hij was een voorbeeld voor mij. Ik heb jarenlang scenario’s geschreven voor Studio 100, maar de afgelopen tien jaar ben ik er minder mee bezig geweest, omdat we er andere mensen voor hebben die dat anders en beter aanpakken. Het bleef wel kriebelen, dus ben ik begonnen met columns te schrijven.
Ook niet het makkelijkste genre om mee te beginnen.
BOURLON: Ik ben serieus op zoek geweest in het begin. Ik durf die eerste columns zelfs niet te herlezen. Ik dacht dat ik over economie moest schrijven zoals Geert Noels. Tot ik eens een column op basis van een eigen belevenis schreef, en ze dat bij De Tijd goed vonden. Toen was het hek van de dam (lacht). Schrijven is ook zoeken naar een toon, en die vind je niet zomaar. Een probleem bij ‘De Blik van Bourlon’ is dat het autobiografisch lijkt, maar het natuurlijk niet altijd zo is. In je leven gebeurt er niet zòveel, dus dan ga je bepaalde dingen pimpen.
Hecht u belang aan het beeld dat de lezer zich van u vormt?
BOURLON: In ‘De Blik van Bourlon’ wou ik een beeld ophangen van mezelf en van het bedrijf. Daar heb ik een ik-figuur gecreëerd, een Hans Bourlon die gebaseerd is op hoe Tom Heremans (journalist en columnist bij De Standaard, nvdr.) schrijft. Hij gebruikt een trucje in zijn columns: de ik-figuur is er een beetje een stuntelaar, de pineut, en dat lezen mensen graag. In ‘De Tijdreiziger’ heb ik de centrale figuur volledig neutraal gemaakt. Het gaat op zich ook over mij, maar het is een fictief personage. Dat zorgt voor wat afstand.
“Ik hoop dat als ik nog iets schrijf, dat ook iets helemaal anders wordt”
Wilde u dat autobiografische aspect vermijden? Of was het een eenmalige beslissing?
BOURLON: Schrijven is mijn hobby, ik moet er niet van leven. Bij mijn eerste boek had ik het gevoel dat ik in dat genre het beste had geschreven dat ik in mij had. Een tweede boek op veel kortere tijd schrijven in hetzelfde genre, maar minder goed, zou niet fijn zijn. Ik heb de vraag gekregen om dingen te schrijven in de trant van mijn vorige boek, maar ik vind dat je – zeker bij een hobby – jezelf al eens mag uitleven, en iets totaal anders mag doen. Ik hoop ook dat mijn volgende publicatie iets helemaal anders wordt.
Zou u graag ook langere stukken schrijven?
BOURLON: Eventueel. Ik ben alleszins niet bang om ingewikkelde structuren uit te werken. Aan de andere kant denk ik dat mensen liever korte stukken lezen. Zelf hou ik er ook meer van. Het heeft vaak ook een praktische reden: omdat ik niet veel tijd heb, is het vaak nog een halfuurtje schrijven voor het slapengaan. Ik vind mezelf ook een trage schrijver: het liefste heb ik al iets op papier staan, dat ik op mijn gemak kan herwerken. Verschillende korte stukjes vragen natuurlijk wel meer ideeën dan een langer verhaal. Momenteel ben ik aan het lezen en aan het nadenken over wat ik nog zou willen schrijven. Dit is wel een fijne periode. Ik heb een paar ideeën, maar ik begin er pas ten vroegste in april of mei 2020 aan.