Met Bonita Avenue maakte schrijver Peter Buwalda (40) de natte droom van elke debutant waar: een boek afleveren dat zowel bij critici als bij het publiek in de smaak valt. Mateloos populair in Nederland, begint de bestseller nu ook in Vlaanderen aan zijn opmars.

Lang, mager en een haast uitgewoond, maar toch een jongensachtig gezicht met twee opvallende bruine ogen. Peter Buwalda, sportief gekleed in een spijkerbroek met een jasje, has entered the room, in dit geval de lobby van het chique Hilton Hotel in Antwerpen. Buwalda is in Vlaanderen op tournee met Saint Amour, een literair festival dat jaarlijks de liefde bezingt rond Valentijn. In zijn eigen roman komt de liefde er echter wat bekaaid vanaf. Het is tekenend dat hij tijdens de tournee juist dat fragment voorleest, waarin hoofdpersoon Siem Sigerius, rector magnificus van de universiteit van Twente, zich laat meesleuren in een avontuurtje met een studente, 'die haar propedeuse nog moest halen aan zijn universiteit'.

Oprechte, romantische liefde komt sowieso weinig voor in zijn roman, waarin de hoofdpersonages futloze, afhankelijke of juist destructieve relaties onderhouden met hun geliefden. Toch is Buwalda zelf geen pessimist op romantisch vlak. "Ik geloof wel in geslaagde liefdes, maar ik zie ook vaak dat het mislukt. Als ik bijvoorbeeld een heel gelukkige liefde had afgebeeld in het boek, dan had ik ook weer een deel van de werkelijkheid tekort gedaan. In dit boek heb ik gekozen voor mensen die niet echt sterk zijn in de liefde, waarvan er helaas veel bestaan."

Griekse stijl

In Bonita Avenue ontploft niet alleen de Nederlandse stad Enschede rond de eeuwwisseling, maar ook het gezin van de succesvolle Siem Sigerius, rector, voormalig judokampioen en briljant wiskundige. Een sterke man, want Buwalda houdt niet van zwakke karakters. "Ik ben fed up met zielenpoten in fictie", liet hij eens optekenen, "de Nederlandse literatuur bevat te veel schlemielen." Vandaar dat Buwalda eerder voor de Griekse stijl kiest: sterke karakters met een tragisch lot. Zo zijn daar Sigerius, zijn stiefdochter Joni en haar vriend Aaron, die afwisselend aan bod komen in het 21 hoofdstukken tellende debuut. In elk van de drie hoofdpersonages stopte Buwalda stukjes van zichzelf. "Aaron kreeg eigenlijk alle slechte eigenschappen: een beetje zwak, dat labiele van hem, die desillusie… Maar dat sterke, guitige en een beetje foute van Joni zit ook in mij. Terwijl mijn ambitieuze kant dan weer in Sigerius zit. Mijn personages lijken dus eigenlijk wel op mij, maar ook weer niet."

De lijvige roman, een literair epos dat qua thematiek en stijl haast te groot is voor de Nederlandse literatuur, doet aan de moderne Amerikaanse literatuur denken. Buwalda liet zich dan ook inspireren door grote Amerikaanse auteurs: "Jonathan Franzen, Truman Capote, Tom Wolfe, maar ook door de Fransman Jonathan Littell. Ik heb veel favorieten. Qua stijl, aanpak en ambitie baseerde ik me op de vijftig boeken die ik het beste vind."

Buwalda laat zijn personages door de hele wereld reizen. Van thuishaven Enschede tot San Francisco, Berkely, Los Angeles, Shanghai en tot aan het Belgische Linkebeek bij Brussel aan toe, een hoop research. "Uiteindelijk bezocht ik alles zelf, behalve Delft, waar een klein stukje uit het boek zich afspeelt in de Trompetsteeg. Die research deed ik via Google en oude foto's op ansichtkaarten, maar toen bleek ik iemand te kennen die geboren was in de Trompetsteeg. Soms kwam ik pas ergens nadat ik het beschreven had. Ik bekeek Amerika bijvoorbeeld eerst met Google Maps, maar dan ben ik er voor de zekerheid heengegaan. Ik heb toen goed rondgekeken, aantekeningen gemaakt en ben terug naar huis gegaan en heb niks veranderd. Voor niets gereisd! Maar het was wel leuk."

Gok

Buwalda, geboren in Sterrebeek en tot zijn achttiende Belg én Nederlander, groeide op in Blerick bij het Nederlands-Limburgse Venlo. Zijn biologische vader is een Belg, maar daar heeft hij geen contact mee. Ondanks de aanwezigheid van ons land in zijn boek heeft Buwalda geen band meer met België, enkel een vriend die in Linkebeek woont, waar hij een stuk decor van zijn verhaal vandaan haalde.

De schrijver debuteerde op zijn achtendertigste, relatief laat, vindt hij zelf. Na zijn studie Nederlands in Utrecht ging hij aan de slag als journalist voor de krant van de universiteit van Twente, waarna hij redacteur werd bij verschillende uitgeverijen. Nadat hij twee kortverhalen gepubliceerd had, kreeg hij een ongewoon hoog voorschot van uitgeverij De Bezige Bij. Daarop zegde hij zijn baan op en begon hij vier jaar lang non-stop te schrijven. "Als het niet gelukt was, waren het rare jaren geworden", zegt hij. "Het was een enorme gok, ik had nog nooit iets geschreven van deze lengte. Dat maakte me wel bang dat het zou mislukken, maar juist die onzekerheid was mijn drijfveer. Ik heb alles op alles gezet."

Of hij zijn tweede roman met evenveel toewijding kan schrijven, weet hij nog niet. "Dat wordt de opdracht, dat is een vraag die ik mezelf moet stellen, waar ik mezelf toe moet dwingen", zegt Buwalda. "Er is wel veel veranderd: ik schreef al eens een boek, dus ik weet dat ik het kan. De mensen zitten er ook op te wachten nu. Ik ga in ieder geval proberen om met dezelfde verbetenheid en energie weer iets te schrijven."

Louis Paul Boon

Het succes van zijn debuut zag hij niet aankomen: zeer lang beschouwde de jonge Buwalda zich alles behalve schrijver, geïmponeerd als hij was door de groten uit de wereldliteratuur. "Ook mijn studie Nederlands ontmoedigde me om zelf te schrijven, omdat je alleen maar bezig bent met de allerbeste boeken", vindt Buwalda. "Toen ik klaar was met mijn studie, had ik een heilig ontzag voor de Nederlandse literatuur en dacht ik van mezelf niet dat ik een schrijver was. Toen ik eenmaal in die uitgeverij werkte, kreeg ik boeken in handen die niet het niveau hadden van Willem-Frederik Hermans of Louis Paul Boon, maar die echt gemiddeld waren. 'Hé, het zijn toch gewone mensen, die boeken schrijven', dacht ik toen."

Na slechts één publicatie wordt hij zelf tot een van de groten van de Nederlandse literatuur gerekend, maar de roem doet hem niet veel. "Ik ben niet iemand die gemakkelijk geniet van aandacht. Ik ga mezelf nu niet wentelen in succes. Wat mij vooral bezighoudt, is hoe ik mijn volgende boek op papier krijg."

Literatuurprijzen

Jonge schrijvers raadt hij aan vooral veel te lezen en het schrijven van een degelijk boek niet te onderschatten. "Je moet niet denken, met lange halen snel thuis, dat wordt het niet. Een boek is echt veel werk. Ik zou er pas aan beginnen, al is dat niet echt bemoedigend, als je enige aanwijzingen hebt dat het kan lukken." Zelf had Buwalda wel de hoop dat zijn boek zou opvallen. "Toen het af was, dacht ik: 'hier, bijt je tanden er maar op stuk, spring er maar op, steek het in de brand, maar je krijgt dit boek niet zomaar kapot.'"

Ondanks alle lof greep Buwalda naast alle grote literatuurprijzen die in ons taalgebied verdeeld worden. "Er zijn ergere dingen dan het verliezen van prijzen, maar er zijn niet zo heel veel leukere dingen dan ze winnen ", zegt Buwalda. "Maar het was ook prima om er steeds weer bij te zijn. Toen ik klein was en ging voetballen, zeiden ze 'drie corners is een penalty': in die zin vormt een bosje nominaties ook wel een prijs, toch?"

© 2012 - StampMedia - Ielse Broeksteeg, foto: Kelly Coucheir


Dit artikel werd gepubliceerd door Nieuws.be op 14/03/2012
Dit artikel werd gepubliceerd door Jongerenplaneet.be op 14/03/2012