Erkende vluchtelingen hebben er vaak al een deel van hun hoger onderwijs opzitten. Zelfs al hebben ze al een diploma hoger onderwijs op zak, toch wordt dit niet altijd gelijkgesteld aan de Belgische variant. Linguapolis van de Universiteit Antwerpen biedt, net als enkele andere Vlaamse universiteiten, taalprogramma’s aan die vluchtelingen voorbereiden om in het Vlaamse hoger onderwijs verder te studeren.
Of een diploma hoger onderwijs uit een ander land geldig is in België, wordt bepaald door NARIC- Vlaanderen, wat staat voor het National Academic and professional Recognition and Information Centre. Maar niet ieder diploma wordt gelijkgesteld aan de Belgische variant. Erkende vluchtelingen kunnen daardoor bij hun zoektocht naar werk niet steunen op het diploma dat ze in hun thuisland behaalden.
Verschillende taalprogramma’s aan Vlaamse universiteiten bereiden daarom vluchtelingen voor om verder te studeren in het Vlaamse hoger onderwijs. Ook Linguapolis, het taalinstituut van de Universiteit Antwerpen, biedt dit academiejaar zo’n taaltraject aan.
Om dat traject te financieren, beschikte het taalinstituut over tien beurzen. Maar er waren meer kandidaten dan beurzen. Christine Engelen, directrice van Linguapolis, licht de selectieprocedure toe: “We informeerden mensen en organisaties in een doorverwijsfunctie over het project: inburgeringsdiensten, Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn (OCMW’s), vluchtelingenorganisaties enzovoort. Uit de kandidaten die we doorkregen van die instanties, maakten we een selectie.”
Selectieprocedure
Een eerste criterium waaraan de vluchtelingen moesten voldoen, was het statuut hebben van erkend vluchteling, subsidiair beschermde of asielzoeker. De procedure moest nog niet helemaal afgerond zijn.
“Daarnaast hadden we leeftijdscriteria, criteria op basis van inkomen en op basis van het diploma dat in het thuisland van de vluchteling toegang gaf tot het hoger onderwijs. We kregen in totaal 32 dossiers binnen, waarvan er 22 formeel in orde waren met alle criteria”, vertelt Engelen.
Na een eerste interview met die kandidaten, boog een commissie van professoren en beleidsmedewerkers met ervaring over de kwestie zich over de dossiers om er tien kandidaten uit te selecteren.
Obstakels
Kinan Batak en Carol Hakkani komen uit Syrië en werden geselecteerd voor het traject. Kinan had al een Syrisch diploma Franse literatuur, maar moet zich in Vlaanderen bijscholen om het diploma gelijk te stellen. Carol studeerde Engelse literatuur en wil die opleiding in Vlaanderen afmaken.
Toch ondervinden Kinan en Carol tijdens het intensieve traject regelmatig obstakels. “Ik leef hier alleen, mijn familie is er niet. Ik moet mezelf constant aanmoedigen, want ik kan het aan niemand anders vragen”, vertelt Kinan. Carol voegt daaraan toe: “Je kan je niet alleen op je studies focussen. Onze familie woont nog in Syrië en je hoort elke dag wat er gebeurt. Het is geen kwestie van kunnen leren: iedereen kan leren.”
Maar ze blijven gemotiveerd. “Hoe meer talen je spreekt, hoe beter”, weet Carol. “Ik leer graag nieuwe talen en ondertussen leer ik ook een nieuwe cultuur kennen”, vult Kinan aan.
Hoewel Kinan en Carol vlot Frans spreken, studeren en leven ze toch in Vlaanderen. “Ik had geen keuze. Ik zou perfect in het Frans kunnen studeren. Maar België is meertalig, dus moet ik ook Nederlands kunnen”, vertelt Kinan. Carol kon wel kiezen: “Van vrienden wist ik dat Vlaanderen beter georganiseerd was wat inburgering betreft. Ik wil in een nieuw land leven, niet in chaos.”
Overkoepelend beleid
Het voorbereidend taaljaar dat Kinan en Carol volgen, bereidt studenten voor op een taaltest: de Interuniversitaire Taaltest Nederlands voor Anderstaligen (ITNA). Die kan gezien worden als een soort ingangsexamen voor het hoger onderwijs. De Vlaamse universiteiten werken niet samen op vlak van het voorbereidend taaljaar, maar wel voor die taaltest. “Als de student bij ons de taaltest succesvol aflegt, kan hij of zij ook in Leuven of Gent gaan studeren”, aldus Engelen.
Is er dan geen nood aan een overkoepelend beleid vanuit de overheid? Engelen denkt van niet. “In een structuur zou het te zwaar en georganiseerd worden. Dan krijg je meer mensen die met die structuur bezig zijn dan dat er mensen geholpen worden.”
Bovendien is de doelgroep van het programma heel divers, geeft Engelen aan. Dat maakt het moeilijk om één specifieke vorm uit te werken. “Het is echt maatwerk”, legt ze uit. “Zelfs in onze kleine groep is er veel verschil. Er zijn achttienjarigen die nog aan hun studie moeten beginnen, anderen hebben al een diploma en nog anderen al werkervaring met een diploma dat niet wordt erkend.”
Maar niet iedereen kan geholpen worden met het taaltraject. Sommige studenten kunnen niet starten omdat ze het inschrijvingsgeld niet kunnen betalen en geen beurs krijgen. “Zolang er vluchtelingen zijn die in eigen land hun studie moeten onderbreken en elders opnieuw moeten starten, zijn er mensen die dat niet met eigen middelen kunnen financieren.”
Engelen blijft wel positief: “Het zou mooi zijn als iedereen kan starten, maar ik ben voorlopig wel blij met de start die we dit jaar hebben gemaakt.”