© Mustafa Körükçü

Zouheir Al-Najjar (38) werkte van 2004 tot 2015 als oorlogsjournalist in Gaza. In 2015 ruilde hij Gaza tijdelijk in voor België, hier maakte hij de beslissing om niet meer terug te keren. Als we Zouheir – die vandaag in Antwerpen woont en voor Vranckx werkt – voorzichtig vragen of we mogen praten over zijn persoonlijke verhaal, is het enkele tellen stil. “Sinds ik in België woon, heb ik nog niet de behoefte gehad om het daarover te hebben. Maar goed, vraag maar raak.”

Zouheir ontvangt ons vriendelijk in het hoofdgebouw van VRT, zijn huidige professionele thuishaven. Als lid van de Vranckx-redactie gebruikt hij zijn ervaring nog dagelijks. Toch zou hij zichzelf vandaag niet meer omschrijven als een oorlogsjournalist. “Als je hier werkt, ben je vrij van die titel. Je ziet niet meer elke dag mensen sterven”, zegt Zouheir, die in Antwerpen woont en de Palestijnse nationaliteit heeft, maar voor de Belgische wet staatloos is.

Reddingsoperatie

Toen Israël in 2014 vanop zee spelende kinderen op het strand doodde, was Zouheir vlakbij. Hij bracht een gewonde jongen in zijn auto naar de kliniek. Zijn berichtgeving ging de hele wereld rond. “Ik had een afspraak met BBC in een hotel vlakbij de zee. Toen mijn chauffeur en ik net in onze auto waren gestapt, hoorden we mensen gillen en roepen. We hebben niet getwijfeld en zijn direct in de richting van het geluid gereden. Daar zagen we een jongeman op de grond liggen. Iedereen riep om hulp, maar niemand schoot effectief in actie. We wisten dat het strikt verboden was om hem mee te nemen (Zouheir beschikte over een auto met het PRESS-label, waardoor hij extra bescherming kreeg, maar geen slachtoffers mocht vervoeren, red.). Toch konden we hem niet aan zijn lot overlaten. Hij was nog maar zestien.”

“Terwijl we de jongen naar het ziekenhuis brachten, combineerde ik mijn werk met persoonlijke betrokkenheid. Ik stelde hem verschillende vragen, maar lichtte ook zijn familie in. Eenmaal in het ziekenhuis, ben ik redelijk snel weer weggegaan. Dat was één van die momenten waarop ik enorm bang ben geweest. Een bevriende taxichauffeur had een week eerder namelijk vrouwen naar het ziekenhuis getransporteerd... Ze hebben hem kort daarna koelbloedig vermoord.”

Verwoest huis

Zouheirs huis was tijdens de Gaza-oorlog één van de random targets. “Toen de oorlog net begon, werkte ik altijd. Ik sliep bijgevolg buitenshuis, in hotels of op kantoor. Mijn kinderen en vrouw bleven in Gaza. Mijn ouders woonden op de eerste verdieping”, vertelt de journalist. “De eerste dagen leek het nog niet zo problematisch. Onze stad werd minder geviseerd dan andere gebieden. Maar kort daarna sloten ze het gehele gebied af. Mijn broer vertelde me aan de telefoon dat hij de soldaten kon zien. Het huis verlaten werd gevaarlijker en de woning van de buren stond al leeg. Dat zijn angstwekkende signalen die wijzen op bezetting.”

“Na een tijdje maakte het de soldaten niet meer uit of er nog burgers waren. Ook ons huis werd bezet en gebruikt om eten en munitie te stockeren. Ondertussen verscholen mijn vrouw, kinderen, ouders en broer zich in één krappe ruimte. Ons jongste kind was nog maar enkele dagen oud. De kamer was goed ingesloten tussen de gebouwen, waardoor we de ruimte beschouwen als onze saferoom. Uiteindelijk zijn de soldaten er zelfs in geslaagd om de kamer te vernielen. Gelukkig raakte niemand gewond.”

De volgende dag trok zijn gezin naar een basement waar zeventig andere vrouwen en kinderen verbleven. Zijn ouders en broer konden terecht in de plaatselijke school. Daar bleven ze tot het rantsoen op was.

“Na een week werden ze naar buiten geëscorteerd onder begeleiding van hulporganisaties.  Ze waren de laatste burgers in hun stad en daarom ook de eersten die de onaannemelijke ravage te zien kregen. Omdat de wegen waren afgesloten, heb ik hen al die tijd niet kunnen zien. Wel konden we met elkaar praten via de telefoon, gelukkig. Maar elke telefoon die je krijgt van je gezin voelt als de laatste. Je hoort geroep of het geluid van bommen. Daarna wordt de lijn verbroken.”

© Zouheir Al-Najjar

Het land verlaten

Op de vraag of hij het land daarom verlaten heeft, antwoordt Zouheir vastberaden van niet. “Bij veel oorlogsverhalen stond ik voor de camera. Als journalist nam ik geen genoegen met het brengen van mainstream-verhalen. Ik wilde antwoorden bieden op andere vragen. Niet gewoonweg wie tegen wie vocht, maar op welke manier ze dat deden. Daarom werd ik na verloop van tijd regelmatig onderzocht door de veiligheidsdiensten (Zouheir had door zijn werk als onafhankelijke journalist problemen met het Palestijnse regime, red.).”

“Ze vroegen me van wie ik toestemming kreeg, waarom ik bepaalde zaken vermeldde. En als je één probleem hebt met de overheid, dan volgen er ongetwijfeld meerdere. Daarom trok ik in het verleden al eens twee jaar naar Zweden. Ook heb ik drie maanden in Duitsland doorgebracht. Wanneer het grote gevaar geweken was, keerde ik telkens terug.”

“Na verschillende incidenten wordt het steeds moeilijker om de moed erin te houden. Je stelt je dan vaker de vraag: ‘Waarom ben ik hier eigenlijk?’ Zelfs als ik de regels probeerde te volgen, vonden de veiligheidsdiensten wel een manier om me te belemmeren. Vele kleine dingen vormen een groot probleem. Tot je het verstikkende gevoel je overvalt en blijven niet meer als een optie voelt.”

© Mustafa Körükçü

Turning point

“Toen ik in 2015 naar Brussel trok, had ik tijd nodig. Ik durf mezelf niet getraumatiseerd te noemen, maar na elke oorlog moet je wel actief aan jezelf werken. Zo heb ik nog maandenlang na de oorlog bloed geroken. Daarom heb ik eerst vijf maanden in de Ardennen doorgebracht: ik wilde mijn batterijen zowel fysiek als mentaal kunnen opladen. Je kan echt niet omgaan met de mensen hier als je net terugkeert van een oorlogsgebied. Vele grote problemen in België zijn daar piepklein.”

“Na vijf maanden en na goede gesprekken met vrienden voelde ik me er terug klaar voor. Het is absoluut een turning point geweest. Ik wilde niet meer terug naar Gaza. Daarom heb ik besloten om ook mijn gezin naar België te laten overkomen. Ik heb hen anderhalf jaar niet gezien, maar nu zijn ze gelukkig terug dicht bij mij. In veiligheid.”

“Mijn drie kinderen doen het hier goed. Mijn oudste dochter is tien, mijn lieve zoon is er acht. De jongste is nog maar drie jaar oud. Mijn drie kinderen hebben drie oorlogen meegemaakt. Zoiets draag je natuurlijk met je mee. Zelfs als ze ooit de eerste vergeten, zal de tweede hen eraan herinneren. En de herinneringen van de tweede oorlog? Die blijven levendig door de derde. Geloof me, àls mijn kinderen al eens praten over oorlog, weten ze heel goed wat het is. Ze hebben gelukkig al enorme sprongen vooruit gemaakt richting het leven van een ‘normaal’ kind. De eerste weken in België waren ze bijvoorbeeld bang wanneer er een vliegtuig overvloog. Maar België voelt voor ons allen een nieuwe start. Ik ben enorm dankbaar voor de nieuwe focus in mijn leven.”


Dit artikel werd gepubliceerd door Het Nieuwsblad - online op 17/01/2018

Dit artikel werd gepubliceerd door MO.be op 18/01/2018

Dit artikel werd gepubliceerd door Newsmonkey op 18/01/2018

Dit artikel werd gepubliceerd door DeWereldMorgen.be op 17/01/2018

vorige volgende