Antwerpen kampt volgens de meest recente cijfers nog steeds met het hoogste percentage vroegtijdige schoolverlaters van alle Vlaamse centrumsteden. Daarom vroegen we vier Antwerpse jongeren waar het voor hen fout liep. Najib Chakouh, voormalig spijbelambtenaar van de stad en Kristof De Witte, onderwijseconoom aan de KU Leuven, geven duiding. “Er is nood aan betere interventies op individueel niveau.”
Een op vijf Antwerpse jongeren (20,9 procent) verliet in het schooljaar 2015-2016 het secundair onderwijs zonder een diploma op zak. Op het vlak van vroegtijdige schooluitval is Antwerpen volgens nieuwe cijfers dan ook nog steeds de slechtste leerling van alle Vlaamse centrumsteden. Hoewel er de laatste jaren beterschap was, tonen de cijfers die minister van Onderwijs Hilde Crevits (CD&V) vrijdag bekendmaakte voor het schooljaar 2015-2016 opnieuw een lichte stijging in het aantal vroegtijdige schoolverlaters.
De stad blijft zo een negatieve invloed hebben op de cijfers voor heel Vlaanderen. Dat terwijl de Vlaamse regering zichzelf tot doel heeft gesteld om tegen 2020 de cijfers van vroegtijdige schoolverlaters te halveren. Wil Vlaanderen dat doel halen, dan moeten de cijfers nog serieus naar beneden, ook in Antwerpen. Geen slecht idee dus, om eens te luisteren naar enkele Antwerpse jongeren die het secundair onderwijs zonder diploma verlieten.
De vier Antwerpse schoolverlaters
Laura (23): gestopt in het 4de middelbaar, reden: voelde zich niet op haar plaats op de schoolbanken, nu: combineert Toekomstonderwijs met studentenbaan
Milad (19): gestopt in het 6de middelbaar, reden: taalproblemen, nu: combineert Toekomstonderwijs met studentenbaan in de horeca
Enio (21): gestopt in het 6de middelbaar, reden: moeilijke thuissituatie, nu: werkt bij Ikea
Tessa (24): gestopt in het 5de middelbaar, reden: kwam ten onrechte in het Buso terecht, nu: volgt Toekomstonderwijs
Lees hun volledige getuigenis verder op deze website.
Najib Chakouh, voormalig spijbelambtenaar van de stad Antwerpen, treft in het veld oneindig veel combinaties aan van verschillende factoren die samen een rol spelen. “De rode draad is dat jongeren die niet meer naar school komen, vooral het signaal geven dat het op die manier voor hen niet meer verder kan. Soms zijn ze het inderdaad gewoon beu. Maar even vaak zijn er wel duidelijke redenen voor de schooluitval. Zo kan bijvoorbeeld ook een moeilijke thuissituatie of een gebrekkige taalkennis wegen op de motivatie voor school. Dan moeten we manieren zoeken om die jongeren opnieuw perspectief te bieden.”
Onderwijseconoom Kristof De Witte het op in push- en pull-factoren. De belangrijkste factoren die jongeren ‘wegduwen’ uit ons onderwijs, zijn zaken die wegen op de motivatie van leerlingen, zoals slechte relaties met leerkrachten of een moeilijke thuissituatie. “Daartegenover staan een aantal pull-factoren, die jongeren van de banken kunnen weglokken. Zo zullen jongeren natuurlijk makkelijker de school verlaten als hen een betaalde job wordt aangeboden.”
Spijbelen eerste signaal
Milad (19) kwam op zijn 15 jaar uit Afghanistan naar België, op zoek naar een betere toekomst. Na een driejarige loopbaan in het Antwerps secundair onderwijs stopte hij met school. Doordat zijn Nederlands in het begin niet goed genoeg was, was het moeilijk om de lessen te volgen en vrienden te maken. Uiteindelijk raakte hij gedemotiveerd en begon te spijbelen. “Ik ging niet meer naar school, bleef in bed liggen, ging fitnessen of sprak af met foute vrienden.”
Toen Laura op haar achttiende officieel stopte met school, kwam ze eigenlijk al een hele tijd niet meer opdagen in de les. Overdag liep ze verloren in Antwerpen, ‘s nachts stortte ze zich in het uitgaansleven. Ze schreef zich nog in voor examens bij de examencommissie, maar kwam daar nooit opdagen.
Volgens de De Witte is Laura daarin een uitzondering. “Over het algemeen wordt de leerplicht in Vlaanderen wel degelijk nauwgezet opgevolgd. Maar er zijn nog steeds mensen die door de mazen van het net vallen, zeker als ze vaak verhuizen. Dan wordt het minder duidelijk welke school verantwoordelijk is voor die jongere.”
Zittenblijven als knipperlicht
De jongeren die hier aan bod komen, hebben een jaar gedubbeld of moesten dat doen op het moment dat ze afhaakten. “We zien een heel duidelijke correlatie tussen zittenblijven en schooluitval”, legt De Witte uit. “Dat heeft te maken met het negatieve stigma dat aan zittenblijven kleeft: het wordt geassocieerd met lagere intelligentie en falen.”
Voor Chakouh is zittenblijven enkel een oplossing als een leerling het merendeel van het schooljaar afwezig is geweest of over de hele lijn barslechte resultaten behaalt. Volgens hem blijven we in Vlaanderen nog te veel hangen in de idee dat een schooljaar een geheel is dat niet opgedeeld kan worden in flexibele modules. “Als een leerling slecht scoort voor het vak Frans, laat hem dan die module meenemen naar het volgende jaar, in plaats van hem te laten dubbelen.”
Naast zittenblijven is ook mobiliteit tussen scholen een belangrijke indicator voor mogelijke vroegtijdige schoolverlaters. Voordat Laura helemaal afhaakte, veranderde ze vaak van school en richting. Ook Milad (19) wisselde in de drie jaar een paar keer van school. De Witte ziet hetzelfde fenomeen terugkeren in zijn onderzoek. “Jongeren die vaak van school veranderen, gaan sneller de motivatie verliezen. Mobiliteit tussen scholen is dan ook, naast spijbelen, een heel belangrijk ‘knipperlicht’. Dan moet er snel ingegrepen worden: die mensen moeten meteen geïdentificeerd worden als een risicogroep en extra begeleiding krijgen.”
Jongeren prikkelen
Laura was het prototype van een rebel die zich beknot voelde. “De enige functie die je op school hebt, is die van student zijn. Wat als je daarin faalt? Als je er niet in slaagt een hele dag op school te zitten? Ik kon dat niet en ik zag ook niet in hoe belangrijk een diploma is. Het bleef een vel papier voor mij. Het voelde heel onnatuurlijk om met z’n allen in een speciaal lokaal te gaan zitten om daar dingen te leren. Ik had het gevoel dat ik zoveel andere dingen te doen en te ontdekken had.”
De reguliere scholen zoals we die nu kennen, zijn haar te statisch en te ver verwijderd van de echte wereld. “Als ik op een reizende school had gezeten, of een echte leefschool, had ik me er misschien wel meer tot aangetrokken gevoeld. Een schooldag is ook te lang. Ik denk dat kinderen in de namiddag beter in de wereld zouden rondlopen om die te ontdekken.”
Chakouh: “Als een leerling ervoor kiest om op café te gaan in plaats van in de les geschiedenis te zitten, is dat een teken dat die lessen niet de moeite waard zijn voor hem of haar. Ons onderwijs is vaak niet afgestemd op de interesses en talenten van onze jongeren. Dan moet de leerkracht met dat signaal aan de slag om ervoor te zorgen dat zijn les wel interessant wordt voor elke leerling. Breng de geschiedenisles eens naar het café, of geef les over het café in het thema lokale geschiedenis.”
Betrokken leerkrachten
Op de eerste school waar Milad na het OKAN-traject terecht kwam, werd hij goed begeleid. “De leerkrachten kwamen regelmatig checken of ik alles begrepen had, ze herhaalden dingen speciaal voor mij en gaven extra oefeningen. Ze waren heel lief, maar door de taalbarrière was het moeilijk om daar echte vriendschappen op te bouwen.” Milad veranderde van school in de hoop nieuwe vrienden te maken, maar kreeg er minder steun dan in zijn vorige school. Hij werd er niet extra geholpen door de leerkrachten en er werd van hem verwacht dat hij op hetzelfde niveau stond als de rest van de klas.
De betrokkenheid van leerkrachten is volgens Chakouh doorslaggevend. “De manier waarop leerkrachten met hun leerlingen omgaan, is bepalend voor hun motivatie. Als je vraagt aan jongeren van wie het afhangt dat ze al dan niet hebben doorgezet op de middelbare school, valt vaak de naam van een leerkracht. Meestal in de positieve zin, maar soms ook in de negatieve. Dat laatste is een spijtige zaak.”
Voor Tessa (24) liep het onder andere mis omdat van haar net te weinig verwacht werd. Op haar vierde kwam ze al terecht in een internaat voor jongeren met een moeilijke thuissituatie en leerproblemen. Een beslissing van de jeugdrechter. “Mijn moeder was aan de drugs en de alcohol. Mijn vader keek niet naar mij om. Ik werd onder voogdij van een jeugdrechter geplaatst, die over mij beslsite zonder mij echt te kennen. In het BUSO ben ikelemaal afgehaakt, omdat ik wist dat ik meer in mijn mars had.”
“Zelfs de leerkrachten zeiden tegen mij: ‘Jij zit hier niet op je plaats.’ Elk jaar vroeg ik of ik het eens in een gewone school mocht proberen, maar er werd niet naar mij geluisterd. Ik ben een paar keer weggelopen van internaat, waardoor ik in een jeugdinstelling terecht kwam. Dat heeft de mensen even wakker geschud, maar uiteindelijk is er niets veranderd.”
Voldoende hoge verwachtingen zijn volgens De Witte net cruciaal om leerlingen te motiveren. “Als leerkrachten hoge verwachtingen stellen, gaan leerlingen ook beter presteren en meer in zichzelf geloven. Individuele leerkrachten kunnen in die zin een grote invloed hebben: in bepaalde klassen zien we een veel grotere uitval dan in andere klassen. Daar is zeker nog ruimte voor verbetering, waarbij die leraar het belang moet inzien van vroegtijdige schooluitval en het verhinderen daarvan.”
Begeleiding en mentorschap
Zowel Chakouh als De Witte noemen een lastige thuissituatie als een belangrijke factor. Neem Enio (21). Hij stopte op zijn negentiende nadat hij hoorde dat hij zijn jaar moest overdoen. Al ging hij graag naar school, zijn resultaten weerspiegelden dat niet. Hij kon maar moeilijk overweg met zijn stiefmoeder en werd een paar keer uit huis gezet door zijn vader. “Daar heb ik zwaar onder geleden en dat was ook te zien aan mijn punten.”
Het begrip van de leerkrachten raakte al snel op, vertelt Enio, hoewel zijn problemen bleven duren. “Na een tijd zeiden de leerkrachten dat ik me had moeten aanpassen aan de situatie. Dat was voor mij moeilijk. Ik was ondertussen al wel gewend aan de miserie thuis, maar jezelf daaraan aanpassen, is toch een ander verhaal.”
Chakouh: “Er is een reden waarom leerlingen in het middelbaar onderwijs nog niet als ‘volwassen’ bestempeld worden. Jongeren hebben het soms nog nodig dat je hen verder helpt. Ze hebben nog begeleiding nodig om weloverwogen beslissingen te nemen.” De bedoeling daarbij is niet om de leerling te bemoederen, maar om hen op zo’n manier te activeren, dat je hen op weg helpt naar een zelfstandigheid. Dat kan rechtstreeks of door aan het welbevinden van de leerling te werken. “Iedereen is te activeren, je moet alleen weten op welke knopjes je moet drukken.”
Kostprijs: 4,2 miljard
De Witte heeft het over gedeelde verantwoordelijkheid: “De overheid en de school kunnen nog zo hard hun best doen, als de jongere zelf niet mee wil, dan houdt het op natuurlijk. Maar de overheid en de scholen moeten wel zorgen voor een kader dat de juiste prikkels en ondersteuning biedt.”
Concreet kan dat volgens De Witte in de vorm van betere persoonlijke begeleiding. “Daar blijven nog te veel kansen liggen. Er is nood aan mentorschap waarbij jongeren zich meer op hun gemak gaan voelen. Dat zijn natuurlijk redelijk dure interventies, maar ze zijn ook zeer doeltreffend. Het laaghangende fruit is intussen geplukt: om ook de moeilijkere leerlingen aan boord te krijgen, is een andere aanpak nodig en dat kost uiteraard geld.”
Maar een hoog percentage vroegtijdige schoolverlaters is een nog grotere kost voor de maatschappij. De Witte: “Volgens schattingen komt de jaarlijkse economische kost op ongeveer 4,2 miljard voor België alleen al. Dat komt onder andere door een combinatie van verhoogde sociale zekerheidsuitgaven en gemiste belastinginkomsten voor de staat.”
Het belang van een diploma
Zowel Tessa, Enio, Laura als Milad beslisten op een bepaald moment dat ze alsnog hun diploma wilden halen. Voor Enio staat die ambitie voorlopig even on hold, omdat de opleiding moeilijk te combineren was met zijn job. “Maar iets in mij wil toch nog minstens een middelbaar diploma halen, aangezien dat volgens mij wel iets belangrijk is in onze maatschappij.”
De andere drie jongeren volgen op dit moment Toekomstonderwijs. Laura ondervond op de werkvloer pas hoe belangrijk een diploma secundair onderwijs is. “Ik had het gevoel dat ik drie keer zo hard moest werken als de mensen die wel een diploma hadden en veel meer verdienden. Na een tijdje pikte ik dat niet meer. Ik dacht, oké, als jullie dat papier willen zien, zal ik het wel halen.’
De Witte wijst naast de maatschappelijke kost van schooluitval, ook op het belang van een diploma voor het individu. “Jongeren die vroegtijdig de schoolbanken verlaten, komen vaker in de werkloosheid terecht, hebben een grotere kans om in de armoede terecht te komen, ze krijgen over het algemeen lagere lonen, werken vaker deeltijds, hebben een lagere levensverwachting enzovoort.”
Chakouh: “Tegen de mensen die niet overtuigd zijn van het belang van een diploma, zeg ik altijd: “Da papierke is belangrijk. Daarna heb je alle vrijheid, maar dat moet je hebben. Ga maar eens kijken naar de vacatures op de website van de VDAB. Bij de meeste vacatures is een diploma secundair onderwijs de minimumvereiste. Ook al kan je hard werken, als je iets wil bereiken, moet je jezelf zoveel mogelijk onderscheiden. Een diploma secundair onderwijs is daarin de eerste stap.”
Pact 2020: de cijfers
In het kader van PACT 2020 stelde Vlaanderen zichzelf tot doel om de vroegtijdige schooluitval te halveren van 8,5 procent in 2009 tot 4,25 procent in 2020. Volgens de meest recente EAK-peiling (Enquête naar de Arbeidskrachten) in 2016 bedroeg het percentage vroegtijdige schoolverlaters in Vlaanderen toen nog 6,8 procent. Om haar doel te halen in 2020, moet de Vlaamse regering die curve nog serieus neerwaarts zien te buigen. EAK is een driemaandelijkse enquête naar arbeidskrachten, uitgevoerd door de federale overheid en het Europese EUROSTAT.
Dit artikel werd deels gepubliceerd door Gazet van Antwerpen (papier) op 03/03/2018
Dit artikel werd gepubliceerd door Het Nieuwsblad - online op 09/03/2018