In het adoptiedebat lijkt het alsof iedereen een stem krijgt, behalve de geadopteerden zelf. Voor StampMedia ging adoptiejongere Anouk Torbeyns (23) op zoek naar die stem. Ze merkt dat er nog heel wat misvattingen en taboes heersen rond transnationale adoptie. Die wil ze nu de wereld uithelpen. Vandaag krijgen adoptiezussen Maja en Adinda Aelvoet het woord.
Adinda (30) en Maja Aelvoet (33) zijn twee adoptiezussen uit Gent. Ze zijn beiden rad van tong, maar gaan elk op hun eigen manier om met hun adoptiestatus. In ieder geval hopen ze eindelijk enkele mythes rond adoptie de wereld uit te helpen. “Adoptie is vooral een materiële verbetering. Emotioneel is het niet altijd een goede zaak.”
Maja en Adinda zijn alvast unaniem: er heerst nog steeds een vertekend beeld over adoptie. Volgens hen zien mensen adoptie als een vorm van liefdadigheid. “Je wordt op jonge leeftijd weggeplukt uit je geboorteland en begint een nieuw leven, in dit geval aan de andere kant van de wereld”, valt Adinda met de deur in huis. “Alles wat er in die eerste levensjaren is gebeurd, wordt onder de mat geveegd of als een afgesloten hoofdstuk. Wat de geadopteerde zelf over heel dat proces denkt, krijgt amper aandacht”, vindt de jongste telg.
“Het is niet omdat adoptie materieel gezien een verbetering is, dat het ook emotioneel een goede zaak is”, vervolgt Adinda. “Het is toch niet omdat ik hier tevreden ben, dat ik niet ongelukkig kan zijn omdat ik ben afgestaan? Dat is en blijft een pijnlijke gedachte.”
De twee zussen zijn alleszins wel tevreden met de nieuwe naam die ze kregen. In een vorig leven heetten ze Mary Esther en Lakmali. “De zusters in Hydarabad (India) doopten mij Mary Esther. Verschrikkelijk! Ik ben dus blij met de naam Maja”, schatert de oudste. Vandaag is Maja opvoeder in een topsportschool.
“Ik ben ook blij met mijn naam. Het is leuk dat Adinda nog enigszins mijn etniciteit verraadt”, vervolgt de jongste zus. Zij is muzikant en probeert rijk en beroemd te worden met haar muziek. Tot het zover is, geeft ze les in het deeltijds kunstonderwijs. “Echte problemen door die naam, zoals discriminatie op de arbeidsmarkt, heb ik nooit gekend. Nochtans was er tijdens onze jeugd wel het nodige racisme.”
Hitlergroet
“Als je opgroeit in de buurt van Geraardsbergen, is de kans groot dat je zowat de enige kleurling bent”, vertelt Adinda. “Op de lagere school hoor je dan dingen als ‘jij mag niet meespelen want jij bent een bruine koe’. In het middelbaar kreeg ik te maken met leerlingen die de Hitlergroet deden voor mijn neus of frieten naar mijn hoofd gooiden.”
Het flagrant racisme ebde weg. De subtiele, maar hardnekkige vooroordelen bleven. “Je wordt om de haverklap aangesproken in het Engels of ze zijn verbaasd als ze te horen krijgen dat je als allochtoon gestudeerd hebt,” zucht Maja.
“Omdat ik koste wat het kost wou aanvaard worden, heb ik altijd extra hard mijn best gedaan”, vertelt Adinda. “Ik probeerde bijvoorbeeld zo goed mogelijk Nederlands te praten. Of net niet: dan ging ik zo plat mogelijk praten in het plaatselijke dialect. Zo zouden mensen zeker horen dat ik van hier was. ‘Ah, ze is één van ons!’ Ik voel me ook Belg. Als ik niet oplet, zeg ik al snel: ‘wij, blanken.’”
“Ik ben ook op en top Belg”, pikt de oudste Aelvoet in. “Ik heb helemaal niks met India, dat land zegt me niets. Vreemd genoeg vinden anderen dat erg in mijn plaats. Ze begrijpen niet dat ik er als vondeling geen verwantschap mee voel.”
Liever blank
In hun antwoorden klinkt het alsof ze hun roots liever kwijt dan rijk zijn. “Je krijgt ze niet van je afgeschud want je wordt er te pas en te onpas op gewezen”, aldus Adinda. “Ja, ik ben bruin en geadopteerd. Maar ik ben ook zo veel meer. Ik ben niet speciaal trots op mijn huidskleur. Meer zelfs, ik was misschien liever blank geweest. Je zou voor minder als je opgroeit met de gedachte dat anderen bruin lelijk en slecht vinden. Bruin zijn zal nooit goed genoeg zijn.”
Ook hun adoptieachtergrond kunnen ze, omwille van de constante opmerkingen, nooit vergeten. “Je kent iemand vijf minuten en je krijgt meteen vragen als: ‘Ben je blij dat je hier bent?’ Of: ‘Wil je weten wie je eerste familie is?’ Voor hen zijn dat faits divers, maar voor mij zijn dat heel persoonlijke vragen”, stelt Adinda. “Het is alsof ik plots zou vragen: ‘Hoe is het seksleven van jouw ouders? Waar en wanneer hebben ze jou verwekt?’ Mensen beseffen niet hoe indiscreet die adoptievragen zijn.”
Maja negeert die vragen – “het is zo voorspelbaar, ik loop tegenwoordig gewoon weg” – maar voor Adinda ligt dat te moeilijk. “Het blijft allemaal zo oppervlakkig. Ze zijn niet geïnteresseerd in hoe ik mij écht voel. Uit beleefdheid geef ik dan maar sociaal wenselijke antwoorden, want uiteindelijk willen ze toch een bevestiging van het beeld dat ze al hebben van adoptie.”
Dankbaarheid
De vraag die altijd is blijven knagen bij de twee zussen: waarom zouden ze dankbaar moeten zijn voor hun eigen adoptie? “Als geadopteerde hoor je continu dat je dankbaar moet zijn – dat je hier leeft, dat je eten hebt, ga zo maar door. Maar waarom eigenlijk? Ik heb er toch niet zelf voor gekozen?”, vertelt Maja. “Als dat überhaupt al kon, zou ik niet eens voor België kiezen. Ik zou eerder opteren voor Dubai: een rijk land en altijd goed weer!” (lacht)
Het is een grapje. Maar één dat pikt. Als ze zélf mochten kiezen, waren ze dan wel geadopteerd? Het antwoord klinkt opvallend eenvoudig: neen. “Mijn adoptie heeft vooral voor veel pijn en verdriet gezorgd”, geeft Adinda toe. “Ik ben ervan overtuigd dat kinderen het best in hun eigen land en cultuur opgroeien. Volgens mij kan er beter geïnvesteerd worden in humanitaire hulp ter plaatse. Het zou racisme en andere problemen vermijden. Bovendien kan het kind zélf zo misschien nog contact houden met zijn of haar eerste familie. Dat is nog steeds het beste.”
© 2017 - StampMedia - Anouk Torbeyns
Dit artikel werd gepubliceerd door DeMorgen.be op 23/03/2017
Dit dossier werd vermeld in Hautekiet (Radio 1) op 24/03/2017