7.000 kilometer van huis ligt het feërieke eiland van Zanzibar. Een petieterig stukje rotsland voor de kust van Tanzanië waar toeristen elke zomer en masse naar afzakken en zich te goed doen aan de geneugden des levens. Witte stranden, palmbomen en een turquoise zee: Zanzibar lijkt een paradijs op aarde. Maar het eiland heeft een duister kantje. Tussen de koraalstenen huisjes en de bomen en lianen van de bijna ondoordringbare jungle vangt Jannes Zwaenepoel (22) geruchten op over zwarte magie en duistere rituelen. Een reisverslag.
We arriveren begin juli op Zanzibar. Een tweemotorig propellervliegtuig draagt ons van de internationale luchthaven in Nairobi, Kenia naar de erbarmelijke en bijzonder onfrisse luchthaven in Stone Town, 600 kilometer verder en Zanzibar’s grootste stad. Bij het uitstappen worden we begroet door de resterende plassen van een verdwaalde regenbui. Een oude bus wordt volgeladen met zwetende lijven, veelal blank.
Moegetergd door de verschillende vluchten – een directe vlucht was budgettair immers geen optie – doorlopen we het immigratieproces. Het twee pagina’s tellende formulier invullen blijkt na een 21 uur durende reis moeilijker dan een normaal functionerend persoon zou denken. Na een klein half uur en een pit stop in het lokale toilet, dat minuten voor het binnenkomen grondig gereinigd werd met een viertal emmers water, gaan we opgelucht, maar tientallen dollars armer, naar buiten.
Onze sympathieke taxichauffeur, vastgelegd door African Impact – de organisatie waar we een maand lang voor zouden werken, bergt samen met enkele gewillige baggagedragers onze valiezen op in zijn wagen, een zilvergrijs busje van Japanse makelij. Meteen stormen we oostwaarts, richting Jambiani. Zanzibar kent geen snelheidslimieten.
Pole pole
Jambiani is een uitgestrekt dorp, pal aan de oostkust van Zanzibar. De belangrijkste activiteiten zijn het kweken en drogen van zeewier, het vissen naar zeedieren en schelpen en het urenlang rondhangen. Kinderen lopen al dan niet gekleed over straat, slechts sommigen gaan naar school. De lokale bevolking leeft in de meeste gevallen van één maaltijd per dag, wat de Westerse toeristen niet tegenhoudt om in de lokale boetiekhotels te verblijven en zich vol te proppen met kreeft en andere lekkernijen.
De dorpelingen spelen steevast Bao, een traditioneel bordspel met verschillende spelelementen. Zelf wagen we er ons niet aan, zelfs niet aan de beginnersvariant, «Bao la kujifunza». In Jambiani zijn het vooral de mannen die het spel spelen, vaak voor de deur van hun woning.
De cultuur van Zanzibar is er één van genieten. «Pole pole» is de meest gehoorde uitdrukking hier en betekent zoveel als «langzaam langzaam». Wat vandaag niet gebeurt, gebeurt morgen wel. Hakuna matata.
Geesten en kruiden
Het is hier dat we een maand lang verblijven. Hoewel de bevolking voor meer dan 99% bestaat uit moslims geloven de inwoners nog steeds sterk in Shetani, de plaatselijke geesten. Overal op het eiland zijn er verhalen te sprokkelen over bovennatuurlijke wezens. De angst voor de fantomen bereikte in 2007 een hoogtepunt toen inwoners van het op het vasteland gelegen Dar es Salaam geterroriseerd werden door Popo Bawa, een demon die verschillende vormen kan aannemen en een voorliefde heeft voor seksueel geweld.
Zeven jaar later is er nog niets veranderd. We praten met enkele leerlingen in een lokale school. Een korte wandeling door het oerwoud van Jozani brengt ons naar het pas opgerichte schoolgebouw. Het is een open bouwwerk waar de wind vrij spel heeft. Een hagedis kruipt lui over de met cement bestreken muur.
“Er zijn twee verschillende soorten genezers in Zanzibar”, weet Ali Shauri. Ali is een dertiger en een enthousiaste leerling. Hij is één van de oudere studenten, maar zeker niet de oudste. “Je hebt traditionele genezers die geneeskrachtige kruiden gebruiken en toverdokters die er andere methodes op na houden.” In de volksmond noemen deze laatste «mganga» (meervoud: waganga). Het zijn zij die de lokale bewoners angst aanjagen.
“Je zult geen waganga vinden”, voorspelt Ali. “Iedereen vreest ze. Ze doden mensen en kunnen toveren.” De angst voor de toverdokters zit er goed in. Ali en zijn medestudenten staan niet te popelen om ons in te wijden in de wereld van de voodoo.
Vallende toverknol
Enkele dagen later snijden we het onderwerp opnieuw aan. Tijdens onze ochtendles in Jozani spreken we Ali aan over de waganga. Hij weet ons te vertellen dat er enkele weken terug – nog voor we naar Zanzibar kwamen – een vrouw niet zo ver van de school gevonden werd. Ze was poedelnaakt en leek uit de lucht gevallen te zijn. De inwoners, die massaal naar het lichaam gingen kijken, stelden vast dat de vrouw nog leefde. Haar naam en afkomst bleef echter ongekend.
“Toverdokters kunnen vliegen”, meent Ali. “Ze hebben magische zwarte gewaden en kunnen zomaar in de lucht opstijgen.” De Europese variant heeft een bezem nodig, maar de oost-Afrikaanse heksen zijn blijkbaar meer bedreven in de vliegkunst. Soms gaat het echter mis, zo bewijst het verhaal van Ali.
Onze leerlingen zijn rotsvast overtuigd dat toverdokters bestaan en bovendien op bloed uit zijn: “Ze doden mensen voor hun kracht,” vertelt Ali. “Ze geloven dat elke persoon die ze doden een voordeel oplevert voor henzelf.”
Afrika kent een rijke geschiedenis van rituele moorden. In 2008 stierven vijfentwintig Tanzanese albino’s. Zij werden vermoord voor hun bleke lichaamsdelen, een gesmaakt ingrediënt bij verschillende rituelen. Volwassenen, maar ook babies worden afgeslacht. De overheid schat dat er 173,000 albino’s wonen in Tanzanië. Slechts vierduizend zijn officieel geregistreerd.
Fluisterende koeien
De inwoners van Zanzibar zijn duidelijk geen grote fans van de waganga. Maar waarom bestaan ze dan? Wie maakt er gebruik van hun diensten? Ali: “Soms gaan mensen ten rade bij een toverdokter om een beter leven te leiden. Ze willen rijk zijn of gezonder.” De toverdokter is echter niet direct te contacteren. Niemand weet immers wie zich bezig houdt met de donkere kunsten.
Toch is er één persoon in Jambiani die de waganga kan contacteren. De traditionele genezer is een bekend gezicht in het dorp. Het is hij die een afspraak kan vastleggen met de toverdokters. “Hij weet wie ze zijn”, bezweert Ali ons.
De traditionele genezer heeft ons een week eerder nog uitleg gegeven over de verschillende lokale planten. In retrospect is het niet ontdenkbaar dat de opmerkelijke verschijning met zijn melkachtig linkeroog er wel eens donkere contacten met bloeddorstige kindermoordenaars op na houdt.
Een afspraak vastleggen wordt ons afgeraden, maar we kunnen het niet nalaten om toch nog even te polsen naar de bijeenkomsten van de toverdokters. “Ze komen ’s nachts samen in het dorp”, vertelt Ali. “Ze vermommen zich als koeien, zo vallen ze niet op.” En inderdaad, er zijn verdacht veel koeien te zien tijdens onze nachtelijke wandelingen. Volgens het bijgeloof troepen de koeien ’s nachts samen om toverdokterzaken te bespreken, in realiteit koelt het na het vallen van de avond sterk af. Toch kunnen we ons niet helemaal ontdoen van het bekruipende gevoel dat de koeien ons aanstaren, zelfs tijdens de rit naar de luchthaven.
© 2014 – StampMedia - Jannes Zwaenepoel