Ook jongeren kunnen zich beroepen op de sociale zekerheid. Maar wat als die sociale zekerheid onvoldoende zekerheid biedt? De 589 OCMW’s in ons land - één per gemeente - proberen de imperfecties te compenseren.
Een jongere die geen financiële steun meer krijgt van de ouders en te weinig of geen inkomen heeft, kan aankloppen bij het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn (OCMW). Zijn of haar lokale OCMW start eerst een sociaal onderzoek op waarbij een maatschappelijk werker de thuissituatie beoordeelt. Wanneer de jongere in aanmerking komt, zal het OCMW hem of haar bijstaan in de zoektocht naar werk, een aangepaste studie of opleiding. De jongere moet zich vervolgens aan een contract houden. Een dossier opstarten doe je dus niet in een-twee-drie. Naast het OCMW moet ook het Bijzonder Comité voor de Sociale Dienst zich erover buigen.
“Door al het werk dat in een dossier kruipt, is het bijna onmogelijk dat ‘profiteurs’ of ‘luieriken’ misbruik maken van het systeem.”
Eunice Yahuma (22) zetelt voor CD&V in het Bijzonder Comité in Halle. “De sociaal werkers van het OCMW maken dossiers op van de cliënten en wij krijgen om de twee weken een samenvatting van hun beslissingen. We oefenen een soort controlefunctie uit en stellen vragen”, zegt de jonge mandataris. Wordt een dossier niet aanvaard of stopgezet, dan heeft de betrokkene het recht om gehoord te worden.
“Het is voor mij, als jongste lid van het comité, heel confronterend wanneer er leeftijdsgenoten gehoord worden”, vertelt Eunice. “Ook dan moet ik rationeel blijven. Als ik het ermee eens ben dat het verhaal niet klopt, moet ik dat kunnen zeggen. Aanvragen van jongeren die thuis willen weggaan terwijl hun ouders hen wel nog financieel willen steunen, kunnen we niet accepteren. Moeilijkere situaties krijgen voorrang.”
Eunice weet nu hoeveel werk, onderzoek en controle er in een dossier kruipt. “Daardoor is het bijna onmogelijk dat ‘profiteurs’ of ‘luieriken’ misbruik maken van het systeem. Dat stigma hangt nog altijd rond het OCMW, en het doet mensen twijfelen om hulp te vragen terwijl ze er wel recht op hebben. Dat vind ik heel jammer. Daarnaast is het probleem niet dat mensen het OCMW niet kennen, maar dat de taalbarrière de stap naar hulp verhindert.”
Iemand die daarbij kan helpen, is Jasper Vandevorst, vormingswerker bij Arktos. Hij helpt in samenspraak met het OCMW bij de opstart en begeleiding van dossiers. “Voor sommigen is het moeilijk om aan een professional te vertellen wat hun probleem is. Ze vinden de juiste woorden niet of beheersen de taal onvoldoende. Als outreacher spreek ik af met de jongeren en bel ik hen op om te vragen of alles oké is. We zetten samen een traject op waarbij ik kijk op welke levensdomeinen het foutloopt”, vertelt Jasper.
“Wanneer iemand uit huis wordt gezet, kun je niet verwachten dat hij of zij de volgende dag gaat werken.”
Verder legt Jasper aan jongeren uit wat het OCMW is en wat ze doen. Bij elke aanmelding moeten Jasper en de sociaal werkers bekijken wat een jongere eerst nodig heeft. Moeten ze inzetten op tewerkstelling en dan pas op welzijn? Bij diensten die rond arbeidsbemiddeling werken, kijken ze naar de problemen die zich op dat domein voordoen. Wat zij zien als randvoorwaarden, zijn voor sommige jongeren net essentiële voorwaarden.
“Wanneer iemand plots uit huis wordt gezet, kun je niet verwachten dat die persoon de volgende dag gaat werken. Het komt nochtans vaak voor. Wij helpen hen om stappen te zetten richting een job. Duurzame tewerkstelling kan pas wanneer aan alle basisvoorwaarden voldaan is. Jongeren denken bij het OCMW vaak aan een leefloon, maar ze helpen ook op het vlak van werken, wonen en budgetbeheer”, besluit Jasper.
“Na heel wat pogingen en teleurstellingen besloot ik op mijn 17e dat ik zelfstandig wou wonen.”
Toen Kathy (23) amper zes jaar was, kwam ze terecht bij de jeugdrechter. Al heel jong moest ze zelfstandig leren zijn; ze klopte aan bij het OCMW voor een leefloon en een sociale woning.
“Vanwege de moeilijke situatie mocht ik als zesjarige niet meer thuis blijven. Ik werd opgevangen door tantes, nonkels en mijn oma. Toen ik vijftien was, vingen ze mij op in een instelling. Ze wezen me een persoonlijke begeleider en gezinstherapeut toe om me op te volgen. Rond die leeftijd koesterde ik de wens om terug bij mijn moeder te gaan wonen, maar na herhaaldelijke teleurstellingen en mislukte pogingen besloot ik op mijn zeventiende dat ik zelfstandig wou wonen.”
“Dat ging niet zomaar. De eerste stap was integreren in een leefgroep van tien jongeren. Als minderjarige was er van echte zelfstandigheid nog geen sprake. De leefgroepwerking dient als leerschool. Iedereen krijgt dagelijkse taken, er worden beurtrollen afgesproken en begeleiders leggen regels op. Hoe beter je je best doet, hoe beter je scoort, hoe sneller je naar een studio mag verhuizen.”
“Dat is stap twee. Er is nog constante begeleiding achter de schermen; zo wisten mijn begeleiders wanneer ik de studio verliet. Met 50 euro per week voor boodschappen moest ik aantonen dat ik met geld kon omgaan. Na een positieve beoordeling mocht ik een aanvraag indienen voor een sociale woning. Ik was heel blij toen ik hoorde dat ik er één toegewezen kreeg. Eindelijk mocht ik écht alleen gaan wonen.”
“Ik was heel blij toen ik een huis toegewezen kreeg. Eindelijk kon ik alleen gaan wonen.”
“Gelukkig keek het OCMW wel nauwgezet toe en hadden we een maandelijks gesprek. De begeleiding beperkte zich voornamelijk tot de controle van de regels en de uitgaven. Hulp bij de eerste rekeningen en papierwerk kreeg ik vanuit jongerenwelzijn. Samen zochten we uit hoe ik een wateraansluiting moest regelen, meterstanden kon doorgeven en hoe ik kon sparen. Als zelfstandig wonende schoolganger leerden ze mij hoe ik mijn schoolwerk met een job kon combineren.”
"Ik woon nog steeds in een sociale woning. Omdat ik fulltime werk valt het leefloon weg, net als huursubsidie, maar dat vind ik normaal. Ik ben mijn begeleiders en het OCMW enorm dankbaar. Ze hebben mij opgevangen en alles geleerd om een verantwoordelijke volwassene te worden. Dankzij hen heb ik een dak boven mijn hoofd en kijk ik positief naar de toekomst."
"Wil ik ooit in een eigen huisje wonen? Jazeker! Maar dan wil ik 100 procent gerust zijn over mijn financiële zekerheid. Het risico om zonder inkomen of zonder huis te vallen wil ik niet nemen. De vele woelige waters die ik al doorzwommen heb, hebben mij alleen maar sterker gemaakt.”
Dit artikel werd gepubliceerd door De Wereld Morgen op 29/05/2020