Het was geen makkelijke beslissing om de stekker uit Charlie te trekken. Het was mijn kindje, en een project waar ik de voorbije vijf jaar elke dag met hart en ziel aan heb gewerkt. Ik wilde het niet loslaten voor we alles, maar dan ook echt alles, geprobeerd hadden. Maar nu ik weet hoe het mediabeleid er de komende jaren zal uitzien, vrees ik dat er voor ons op dit moment geen plaats is.
“Groot verlies,” reageerde Vlaams Parlementslid Sihame El Kaouakibi (Open VLD) op Twitter na de aankondiging dat we zouden stoppen met onze bookzines. “We zouden ons ernstig vragen moeten stellen bij de ‘waarom-vraag’.” Op die vraag heb ik al verschillende antwoorden gekregen. Volgens sommigen zou Charlie te niche zijn en te feministisch, volgens anderen dan weer te frivool en te vrijblijvend. Maar ik wil het hier niet hebben over persoonlijke meningen. Ik wil het hebben over beleid. Mediabeleid.
Feit is dat het voor kleine, onafhankelijke spelers in Vlaanderen quasi onmogelijk is om het hoofd boven water te houden. Feit is dat mediamerken als Humo en De Morgen het vandaag zeer moeilijk zouden hebben, moesten ze niet tot een grote groep behoren. Feit is dat de overheid jaarlijks meer dan 170 miljoen euro pompt in de verdeling van papieren kranten en magazines van grote mediahuizen, maar niets in de ondersteuning van online media. Deze vorm van staatssteun ligt al jaren onder vuur, maar werd onlangs toch weer hernieuwd. Feit is dat onze media daardoor steeds meer verschralen en andere stemmen steeds minder gehoord worden. Feit is dat Media 21, de belangenvereniging van online media, al jaren pleit voor een gelijk speelveld zodat de nieuwsdiversiteit en de journalistiek in het algemeen er beter van worden.
“De VRM waarschuwt al jaren voor deze mediaconcentratie, want minder spelers betekent minder meningen die aan bod komen.”
In die analyse ben ik niet alleen. Leen d’Haenens, gespecialiseerd in mediabeleid, spreekt in de Standaard over ‘een gebrek aan budget en aan visie de voorbije jaren.’ Jonathan Hendrickx, doctoraatsonderzoeker aan de VUB, gespecialiseerd in mediaconcentratie, treedt haar daarin bij. Dat mediamerken als Charlie, maar ook Apache en anderen, zo moeten vechten om te overleven duidt voor hem “op een schrijnend gebrek aan een ambitieuze, moderne visie op nieuwsvergaring, -consumptie, -concentratie en -diversiteit.”
Uit het laatste rapport van de Vlaamse Regulator voor de Media blijkt dat in Vlaanderen intussen vijf mediagroepen 80 tot 100 % van de markt in handen hebben. De VRM waarschuwt al jaren voor deze mediaconcentratie, want minder spelers betekent minder meningen die aan bod komen. “[Media] hebben een inhoudelijke functie in het maatschappelijk debat en dus is het belangrijk om voldoende stemmen te hebben. Die moeten we appreciëren en ondersteunen als dat niet mogelijk is.” zegt professor mediaeconomie Tom Evens (UGent) in De Morgen. “Als een mediaregulator al jaren zegt dat de mediaconcentratie een probleem is zonder dat actie wordt ondernomen, dan is dat jammer. Wat is het punt van die rapporten dan nog?”
Als antwoord op dit probleem werd in 2018 het Vlaams Journalistiek Fonds opgericht. Dat moest onafhankelijke, innovatieve projecten ondersteunen. Het werd breed gedragen vanuit alle fracties, maar werd enkele weken geleden, ondanks alle adviezen van experts, afgeschaft door minister van Media Benjamin Dalle. Zonder enig overleg. Ter vergelijking, in Nederland bevatten de gelijkaardige Fondsen voor Bijzondere Journalistieke Projecten en het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek jaarlijks meer dan 7 miljoen euro. Dat is 14 keer het bedrag dat in 2018 werd voorzien voor het VJF.
“Ik durf te stellen dat de grote spelers net baat hebben bij de vernieuwing die kleinere spelers brengen.”
Wanneer ik dit aankaart, krijg ik soms het antwoord dat ik enkel ‘voor eigen winkel spreek’. Waarom zouden anderen moeten pleiten voor ondersteuning van kleinere media-initiatieven waar ze zelf geen voordeel van hebben? Ik durf te stellen dat de grote spelers net baat hebben bij de vernieuwing die kleinere spelers brengen. Dat was voor Charlie Magazine althans het geval. De voorbije vijf jaar werden onze thema’s en redacteurs gretig overgenomen door kranten, magazines, radio- en televisieredacties, die naarstig op zoek waren naar frisse stemmen en spraakmakende ideeën. We werden bijna wekelijks door journalisten gebeld voor een opinie of een gastoptreden in hun programma’s. Vaak waren ze op zoek naar mondige vrouwen en mensen van kleur, omdat ze die zelf moeilijk vonden. In die zin compenseerden we zaken waar zij als grote instellingen maar niet in slaagden. Telkens openden we enthousiast ons adresboekje of schoven we zelf aan in hun programma’s. We vonden het belangrijk dat onze thema’s besproken werden en vooral dat nieuws- en mediaredacties diverser en inclusiever werden.
Iets minder leuk was het wanneer we merkten dat onze formats zomaar gekopieerd werden zonder ons te betrekken. Meermaals zagen we reportages en online video’s verschijnen die wel erg hard leken op wat we een paar maanden eerder hadden gepubliceerd. We hebben hier nooit een punt van gemaakt. Inspiratie moet vrij vloeien en het is altijd moeilijk te bewijzen waar iemand de mosterd heeft gehaald.
In die zin vonden we het vaak net goed dat we impact leken te hebben op onze collega’s in de grote huizen. Maar wanneer het keer op keer gebeurt en structureel samenwerken maar niet wil lukken, voel je je toch vooral een gratis ideeënfabriek/interimkantoor. En wanneer je minister van Media duidelijk maakt dat je geen hulp moet verwachten van zijn kant, weet je dat je dit gevecht niet kan winnen. Althans niet vandaag.
“Beleidsmakers en gatekeepers weten niet hoe het voelt om geen stem te hebben.”
Ik heb Charlie Magazine opgericht omdat het media-aanbod voor vrouwen en mensen uit minderheidsgroepen te beperkt was. Vrouwen en mensen van kleur worden ondergerepresenteerd in de media en als ze getoond worden, is het vaak in erg stereotiepe rollen. Dat is geen persoonlijke mening, dat zegt onderzoek na onderzoek na onderzoek. Ons magazine was een poging om die scheve balans recht te trekken. Onderzoek wijst ook steeds op de positieve effecten van realistische representatie. Het gebrek aan diversiteit in de media komt deels doordat de gatekeepers en beleidsmakers te weinig voeling hebben met deze doelgroepen. En dat kan je hen bijna niet eens kwalijk nemen. Want ze behoren tot een groep die zichzelf overal en altijd gerepresenteerd ziet en vanuit deze comfortabele positie naar de wereld kijkt. Ze weten niet hoe het voelt om geen stem te hebben. Ze hebben altijd en overal een belangrijke stem.
In dat opzicht heeft Charlie te weinig veranderd.
Maar er staat te veel op het spel om nu in een hoekje te gaan zitten wenen. There is too much left fighting for en dat zal ik dan ook blijven doen, alleen op andere manieren. Mijn boek ‘De naakte waarheid’ dat in september uitkwam, is alvast een deel van een nieuw begin. Ook van de andere Charlies zal je blijven horen, al zal het niet meer via dit platform zijn.
“Ik trek me op aan de tomeloze energie van de generatie jonge vrouwen die de status quo in zijn gezicht uitlacht.”
Soms overvalt een gevoel van verslagenheid me nog wel eens. Maar dan trek ik me op aan de tomeloze energie van de generatie jonge vrouwen die de status quo in zijn gezicht uitlacht. En aan berichten als dit van doctoraatsstudente en Charliefan Charlotte d’Er. Ze doet onderzoek doet naar ‘vrouwelijke auteurs en redactrices, sociale netwerken en emoties’. Haar vakgroep nodigde me dit jaar uit voor een lezing aan de UGent in het kader van een internationaal congres over vrouwelijke redacteurs in Europa tussen 1710 en 1920. Toen ze hoorde dat de toekomst van Charlie onzeker was, stuurde me ze dit:
“De afgelopen jaren heb ik honderden casussen bestudeerd van vrouwen die doorheen de geschiedenis tijdschriften hebben uitgegeven. De meest vooruitstrevende en bijzondere tijdschriften zijn vaak diegenen waarbij redactrices noodgedwongen hun publicatie stopzetten of met commerciëlere instanties in zee gingen. De ervaring leert me dat die tijdschriften, ondanks hun beperkte oplage of publicatieduur een gigantische impact op de publieke ruimte innamen die nog jaren nadien (en zelfs tot op de dag van vandaag) nazinderen. Wat de toekomst ook brengt, ik ben er in ieder geval van overtuigd dat we de impact van Charlie nog lang gaan voelen!”
De toekomst zal uitwijzen of ze gelijk heeft. Ik hoop alvast van wel.