Een jaar en enkele terroristische aanslagen later vertelt Kim Duchateau, bekend als cartoonist Kim, over ‘Charlie Hebdo’ en over de niet zo rooskleurige toekomst voor cartoonisten. “Regelmatig wensen mensen mij na een cartoon dingen toe die honderd keer grover zijn dan de mop op zich.”
Het 9/11 van de vrije meningsuiting: zo werd de aanslag op het satirische weekblad Charlie Hebdo genoemd. Twee mannen vielen op 7 januari 2015 de redactie in Parijs binnen en schoten met kalasjnikovs twaalf mensen dood. De meeste slachtoffers waren cartoonisten. Hun gespot met de islam was in het verkeerde keelgat geschoten.
“Op mijn cartoons heeft de aanslag op Charlie Hebdo geen invloed gehad, maar het zette wel de vrijheid van meningsuiting op het spel”, blikt Kim Duchateau terug. De tekenaar vindt dat iedereen mag zeggen wat hij wil. “Al wordt er ook veel onzin en haat verspreid via de sociale media onder het mom van vrijheid van meningsuiting. Dat is ook niet zoals het moet zijn”, weet hij.
Door botweg je mening te verkondigen, kan je veel mensen kwetsen. Al mag een cartoonist zich daar volgens Duchateau niet te fel op toespitsen: “Je moet een verhaal niet op een andere manier vertellen of zelfs helemaal niet brengen omdat iemand daar niet mee kan lachen. Dan ben je als cartoonist niet meer vrij - je wordt voorzichtig of zelfs bang. Angst is een heel slechte raadgever, net als woede.”
Zoals zo veel Belgen kende de tekenaar Charlie Hebdo nauwelijks voor de aanslag. “Ik wist niet dat ze vaak over de schreef gingen. Ik ken wel een Nederlander die cartoons maakt met profeten die schapen langs achteren nemen. Maar dat Charlie Hebdo iets soortgelijksk deed, wist ik niet”, stelt hij. In tegenstelling tot collega’s als Marec en Kamagurka had hij dan ook nooit contact met één van de slachtoffers. Simpele reden voor: “Ik spreek gewoon heel slecht Frans”, lacht Duchateau.
Symbolische cartoon
Op de dag van de aanslag tekende Kim een symbolische cartoon (foto). “Normaal gezien ben ik daar niet zo voor, maar ik kreeg die opdracht van P-Magazine. Alle media zouden met zoiets afkomen, dus moest ik meedoen. In een mum van tijd stond het op papier.”
Duchateau bedacht een naam voor zulke symbolische cartoons: “Ik noem dat Knokke-Heist-cartoons. Ieder jaar wordt daar een internationaal cartoonfestival georganiseerd. Je ziet er vooral afgezaagde clichés. Ik noem ze ook wel een lont-aan-de-wereldbolcartoons, omdat die al zo vaak getekend zijn en daardoor niet meer grappig.”
Lachen met Mohammed
Lachen met de profeet Mohamed doet Duchateau nooit. “Alhoewel, lang geleden heb ik dat één keer gedaan. Toen heb ik dat ook op een slimme manier opgelost. Ik had Mohammed in puzzelstukjes getekend en daaronder geschreven: ‘Stel Mohammed samen op eigen risico’.”
Dat was nadat de controversiële cartoon van de Deen Kurt Westergaard de wereld rondging. Op die prent draagt Mohammed een bom op zijn hoofd. “Een heel slechte grap”, stelt Duchateau onomwonden. “Als je zoiets tekent en je maakt er mensen kwaad mee, zonder dat ze ermee lachen of zonder dat het hen een andere kijk op de werkelijkheid geeft, dan is jouw tekening al mislukt.” De ex-huiscartoonist van De Morgen geeft cynisch raad aan cartoonisten die boze reacties wil uitlokken: “Ga pamfletten schrijven over de politiek!”
Boze reacties
Kim heeft ook al vaak woede over zich heen gekregen. “Dat had niets met religie te maken. Als ik iets over ontslagen mensen teken, worden lezers al kwaad”, stelt hij. “Negatieve commentaar is een fenomeen waar iedere cartoonist mee te maken krijgt.” Volgens Duchateau omdat mensen het gevoel hebben dat er met hen gelachen wordt.
De Sint-Truidenaar verwijst daarbij naar de slogan ‘Je suis Charlie’, die na de aanslag in Parijs voor persvrijheid ijverde: “Iedereen eiste meer persvrijheid, maar als je dan iets maakte over een bepaalde beroepsgroep, werden mensen uit die groep weer kwaad en waren ze dat ‘Je suis Charlie’-gedoe vollédig vergeten. Da’s hypocriet: in kuddegeest je achter een mening scharen, maar dat dan vergeten als het plots over jou gaat.”
Sociale media
Sociale media zijn voor cartoonisten soms een vergiftigd geschenk. “Op sites en Facebookpagina’s kunnen mensen meteen reageren. Dan komt een heel vieze kant van de mens naar boven.” In het pre-internettijdperk viel dat beter mee, stelt Kim: “Toen stond een tekening enkel in de krant. Als iemand kwaad werd, moest die al een brief schrijven en die naar de redactie sturen. Tegen dat de brief naar de post ging, was de woede meestal al over.”
Cartoonisten merken dus dat mensen sneller gechoqueerd zijn, en lezers bij momenten ook echt grof reageren. “Regelmatig wensen mensen mij na een cartoon dingen toe die honderd keer grover zijn dan de mop op zich.” Rechtstreeks kreeg Duchateau nog geen enkel verwijt naar het hoofd geslingerd. “Dat durven ze meestal ook niet. Ze doen het altijd op zo’n manier dat ze je niet direct kunnen raken. Dat is makkelijk en heel laf.”
Onbezorgdheid voorop
Kim stelt dat cartoonisten op het punt gekomen zijn dat ze niet meer mogen tekenen wat ze willen. “We denken nu twee keer na voor we iets op papier zetten, terwijl er vroeger alleen voor zorgden we vooral niet op té veel tenen trapten.” Toch kan hij nog steeds onbezorgd tekenen wat hij wil. ‘‘Een onbeperkte vrijheid is belangrijk om een goede cartoonist te zijn. Ik draag dat principe ook hoog in het vaandel”, zegt Duchateau overtuigend.
Net na de aanslag vond Kim nog dat je met alles moet kunnen lachen in een cartoon. Die mening is bijna een jaar later nog niet veranderd. “Zolang de timing goed zit, kan alles in een cartoon. Alhoewel, stel dat er iets verschrikkelijks gebeurt, zoals de ontvoering van een kind, en je een dag later lacht met kinderen die verkracht worden, dan weet je op voorhand dat iedereen daar kwaad om wordt. Dat is niet de bedoeling.” Choqueren om te choqueren vindt Duchateau zinloos. Er is slechts één reden om dat wel te overwegen: “Als de grap verdómd goed is!”
Cartoonist als knelpuntberoep
Kim geniet nog steeds veel artistieke vrijheid. Alleen voor reclameopdrachten wordt hij niet vrij gelaten. “Dat is heel beperkt. Je mag nooit met het product lachen of het in een slecht daglicht stellen. Dan krijg je flauwere moppen, zeker geen dijenkletsers.”
Duchateau heeft na zijn vertrek bij De Morgen nog steeds een brede waaier van opdrachtgevers. Zo verschijnen zijn cartoons onder meer op deredactie.be, de online nieuwssite Apache en binnenkort opnieuw in de vernieuwde P-Magazine. Tot nu toe mag hij nog steeds alles tekenen wat hij wil. “Ik werd eigenlijk nog nooit gecensureerd. Soms maak ik wel iets waarvan ik denk dat het er misschien over gaat of dat het niet goed past bij het medium. Met de ellende bij de VRT moet ik natuurlijk niets tekenen over die problemen voor de VRT zelf. Je weet zo dat dat niet geapprecieerd zal worden.”
Cartoonist lijkt in Vlaanderen stilaan een knelpuntberoep te worden. “Er zijn veel jonge illustratoren en striptekenaars, denk maar aan Wide Vercnocke of Charlotte Dumortier. Die zijn echter niet zozeer bezig met de actualiteit of met grappen daarover. Frederik Van Den Stock van Knack is de jongste (29 jaar, nvdr.) cartoonist die ik ken. Hij is wel heel goed.”
Hoe dan ook: de cartoonwereld krimpt en krijgt er steeds vaker van langs op sociale media, cartoonisten komen moeilijker aan de bak in de gedrukte pers en online zullen ze minder verdienen. Of zoals Duchateau het zegt: “Het zijn helaas sombere tijden voor cartoonisten.”
© 2016 – StampMedia - Vincent Kwanten
Dit artikel werd gepubliceerd door DeRedactie.be op 07/01/2016
Dit artikel werd gepubliceerd door Knack - online op 07/01/2016
Dit artikel werd gepubliceerd door Apache.be op 07/01/2016