(Verrekijkers) Lezen en schrijven lijkt een evidentie in een land als België. Goed onderwijs en de schoolplicht moeten ervoor zorgen dat ongeletterdheid geen kans krijgt. Toch blijkt ook een groeiend deel van de Belgische bevolking niet of onvoldoende te kunnen lezen of schrijven om zich te redden in de geletterde maatschappij. Vooral asielzoekers zijn vaak analfabeet en krijgen het zo nog moeilijker in onze maatschappij.
Analfabeten zijn volgens UNESCO (de VN-organisatie voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur) ‘alle personen van 15 jaar en ouder die niet in staat zijn een korte, eenvoudige tekst over het dagelijks leven met begrip te lezen en te schrijven’. Laaggeletterdheid, ook functioneel analfabetisme genoemd, is te veel moeite hebben met lezen en schrijven om voldoende te kunnen functioneren in het dagelijks leven. Iemand kan dan bijvoorbeeld niet zelf een treinkaartje kopen, bijsluiters van medicijnen lezen of formulieren invullen. Een ronduit gevaarlijke situatie.
Daarnaast zijn er nog ‘anders gealfabetiseerden’. Dat zijn personen die niet kunnen lezen en/of schrijven in het Latijns schrift, maar wel in een ander schrift zoals Arabisch of Cyrillisch schrift.
Analfabetisme en laaggeletterdheid in België
Ondanks alles blijft het percentage zuivere analfabeten in onze maatschappij beperkt. Het grootste probleem is de laaggeletterdheid. Afhankelijk van de bron en de gehanteerde criteria, wordt geschat dat 10% tot 25% van de volwassenen in België laaggeletterd zijn. Laaggeletterdheid komt vooral voor bij mensen uit arme en uitgesloten gezinnen. Ook enkele specifieke groepen worden geconfronteerd met een hoger risico: laaggeschoolden zonder diploma secundair onderwijs, ouderen, vrouwen en laaggeletterde werkenden.
Het is niet gemakkelijk om als volwassene toe te geven dat je niet goed kunt lezen of schrijven. Mensen hebben vaak allerlei trucs ontwikkeld om hun handicap te verbergen. Een klein percentage van de laaggeletterden zoekt echter wel hulp en kan in Vlaanderen terecht bij de 29 centra voor Basiseducatie, ook Open School genoemd. Verder worden er jaarlijks initiatieven georganiseerd om het probleem onder de aandacht te brengen, zoals de Internationale Alfabetiseringsdag op 8 september.
Het belang van alfabetisering
Mensen die niet of niet goed kunnen lezen en schrijven, zullen zich niet ten volle kunnen ontplooien en zelfstandig kunnen functioneren in de huidige maatschappij. Ze hebben geen toegang tot allerlei informatiekanalen en geraken hierdoor geïsoleerd en vallen uit de boot. Ze maken minder kans op de arbeidsmarkt en moeten vaak leven van een vervangingsinkomen. Het opsporen en opleiden van laaggeletterden is essentieel.
Analfabetisme of laaggeletterdheid bij immigranten heeft nog verstrekkendere gevolgen dan bij analfabete, autochtone Belgen. Analfabetisme vormt hier vaak een extra drempel om een nieuwe taal te leren, om de gewone dagelijkse problemen het hoofd te bieden zoals huiswerkbegeleiding van de kinderen, contact met de school, invullen van formulieren, contact met ziekenhuis…
Gelukkig zijn er een aantal organisaties die laaggeletterden opvangen en opleiden. De bekendste zijn het Huis van het Nederlands, het onthaalbureau en Open School (centrum voor basiseducatie). Allen hebben hun eigen manier van werken.
Welk traject moeten laaggeletterden volgen om hun vaardigheden op te krikken?
Bij Belgen met Nederlands als moedertaal onderscheiden we volgende groepen: kort opgeleide Vlamingen, tweede- en derdegeneratiemigranten die hier in België schoolgelopen hebben, jonge ongekwalificeerde schoolverlaters, maar ook ouderen, werkenden, huisvrouwen… Zij kunnen zich rechtstreeks aanmelden bij een Centrum voor Basiseducatie in hun buurt.
Bij anderstaligen onderscheiden we migranten, vluchtelingen, nieuwe EU-burgers die in het land van herkomst geen of weinig scholing genoten, nieuwkomers en oudkomers… Zij moeten eerst op gesprek bij het Huis van het Nederlands voor een eerste lees- en schrijftest om uit te maken of iemand al dan niet kan lezen of schrijven in het Latijns schrift én in het eigen schrift. Indien je hooggeschoold bent (meer dan tien jaar scholing) en anders gealfabetiseerd (bijvoorbeeld 12 jaar scholing in China of Arabisch land) kun je terecht bij een Centrum voor Volwassenenonderwijs. Daarna vol je een jaar lang lessen Latijns schrift op het laagste niveau. Nadien kun je verder les volgen in de gewone modules Nederlands voor Anderstaligen, ook wel NT2 genoemd.
Anderstalige volwassenen die Nederlands willen leren, moeten zich aanmelden bij het Huis van het Nederlands. Op basis van een cognitieve vaardigheidstoets moet blijken of ze bij de Open School terecht kunnen of bij een Centrum voor Volwassenenonderwijs.
Open school
Een laaggeschoolde, anders gealfabetiseerde of analfabeet wordt ingeschreven in het analfabetentraject (Alfa) van Open School. Wie laaggeschoold en zwak gealfabetiseerd is, wordt ingeschreven in het ‘zwak gealfabetiseerdentraject’ (ZA) van Open School.
Open School doet voor al deze mensen nog een test om te beslissen in welke module ze kunnen starten, afhankelijk van hun kennis van het Nederlands. Als cursisten beginnen van het startniveau Nederlands volgen ze een traject van 600 uren om het basisniveau 1.1 te behalen.
Deze mensen hebben dus meestal veel meer tijd nodig om zich het basisniveau Nederlands eigen te maken, maar dat is niet altijd zo. Sommigen zijn al jarenlang aan het werk en mondeling best sterk, maar hebben nooit geleerd om te lezen of te schrijven. Voor die mensen bestaat er een aparte cursus bij Open School, namelijk NT1 Tussengroep: dit is een cursus die zich richt op mensen met een sterke mondelinge kennis van het Nederlands waarin vooral gewerkt wordt aan schriftelijke vaardigheden.
© 2011 - Verrekijkers - Margo Clerckx